De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend.
Dhr. Wijnings vindt dit een zeer mooie schuldbekentenis van den heer
Leijs.
3.Mededeeling van het proces-verbaal
van kasopname bij den gemeente-ontvanger.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders d.d.7 December
19^8 kas en boeken by dén gemeente-ontvanger hebben opgenomen en dat zij kas en
boeken in orde hebben bevonden.
nemen,
De Voorzitter stelt voor het proces-verbaal voor kennisgeving aan te
Aldus wordt besloten.
4.Verzoek van de Koninklijke
Nederlandsche Politiehond Vereeniglng
om toetreding als begunstiger.
De Voorzitter zegt, dat genoemde vereeniglng verzoekt om als begunsti
ger toe te treden, waarvoor de contributie f.10.-per jaar bedraagt en stelt voor
namens Burgemeester en Wethouders het verzoek voor kennisgeving aan te nemen.
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt be
sloten.
5.Voorstel van Burgemeesb er en
Wethouders tot wijziging van de Algemeene
Plaatselijke Politieverordening.
De Voorzitter zegt, dat de strafbepaling in de heele verordening on
voldoende is omdat overtreding alleen met geldboete kan gestraft worden,waardoor
het Openbar Ministerie niet in beroep kan gaan, hetgeen een ongezonde toestand
is.
Mitsdien stellen Burgemeester en Wethouders voor de verordening te
wijzigen als in het ontwerp is aangegeven,
Aldus wordt besloten, met algemeene stemmen.
ö.Voorstel van Burgemeester en
Wethoude s tot wyziging van de Verordening
op de Keuring van Waren in de fcemeente putt»
De Voorzitter zegt, bij schryven van den Commissaris van de Koningin
in de Provincie Noord Brabant van 12 Dec.1928 A.Nr.3, een circulaire te hebben
ontvangen vah den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, waarbij de wenscheAA
lijkheid w rdt betoogt tot herziening van aangehaalde verordening en wel zoover
is neergelegd in het ontwerp besluit tot wijziging van meergenoemde verordening.
Met algemeene stemmen wordt besloten deze verordening te wijzigen als
in het ontwerp was bevat.
7.Schryven van Gedeputeerde Staten
van Noord Brabant in zake heffing van opcenten
op de hoofdsom der personeele belasting.
De Voorzitter zegt, dat Gedeputeerde Staten het schrijven van den
Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw toezenden, houdende beswaren tegen
de heffing van opcenten tpjjfde personeele belasting, waarbij wordt' meegedeeld, dat
de verordening, zooals zij werd aangeboden niet ten volle aan art,247 der Gemeen
tewet voldoet. Voorgesteld wordt dan om het bezwaar van den Minister weg te nemen
door de verordening in dien geest te wijzigen, n.l.de opklimming te doen plaats
t