gezegd vanavond. Nu mag ik toch wel de kans krijgen om ook te reageren naar aanleiding wat zij gezegd
hebben.
De VOORZITTER: Ga uw gang.
De heer VAN OVERVELD: Het commentaar van mevrouw Ossenblok, ja zet de pet op en wandel rustig
verder en er is niets aan de hand. Ja, het spijt me geweldig maar het is maar hoe je tegen het raadslidmaat
schap aankijkt. Ik heb er helemaal geen problemen mee als u wijzigingen in het beleid
De heer
De heer VAN OVERVELD: Ik zeg van het is maar hoe je er tegen aan kijkt! Ik stel alleen maar vast dat wij
te maken hebben met een situatie waarbij raadsleden binnen commissies, binnen de raad, verschillende
malen - wetend uit andere informatiebron - dat andere plannen in werking gezet waren of in ieder geval dat
daar onderzoek naar gepleegd werd, wetend dat gevraagd hebbend naar de wethouder van leg ons dat nu
eens uit. Is er iets aan de hand? Dat de wethouder tot diverse malen toe gezegd heeft van niets aan de
hand, er is niets anders aan de hand! Vervolgens lezen wij uit de krant, nergens uit dan uit de krant, dat er
wel iets aan de hand is van diezelfde wethouder die dat maandenlang heeft lopen ontkennen. Zo ga je niet
binnen de raad met elkaar om, vind ik! Als andere mensen in deze raad zeggen van als de wethouder zegt
van ach als wij vragen van waarom heb je de mensen er niet bij betrokken vanaf het begin, die zelf als
eerste met het probleem geconfronteerd worden, die zelf mee betaald hebben voor de helft aan het
Distributie Planologisch Onderzoek, waarom hem je hen niet vanaf het begin af aan bij betrokken?
Uitgangspunt van deze coalitie is toch - en ik vind het in alle verkiezingsprogramma's terug en niet alleen bij
de coalitie - het zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij de burger brengen van de politiek, het inschakelen
van de betrokkenen. Met name uw eigen fracties hebben vanavond in de beschouwingen - het college heeft
daar tot op heden helemaal niet op gereageerd - diverse malen gezegd van overleg plegen met betrokke
nen. Dan zegt de wethouder vanavond van ach wij vonden het veel te voorbarig om ze erbij te betrekken.
En u reageert daar helemaal niet op! Dat verbaas ik me over, voorzitter.
De VOORZITTER: Ik stel toch voor
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ik dacht dat ik toch wel op mijn aantijging even mocht reageren want ik
vind dat toch niet zo netjes hier
De VOORZITTER: En dan hebben wij wat betreft dit onderdeel ook twee termijnen gehad en dan wou ik dat
afsluiten.
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ja, heel graag zelfs.
De VOORZITTER: Ik signaleer dat wij langzamerhand in kringen met elkaar aan het discussiëren zijn.
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ja, ik begrijp het best alleen de manier waarop men in de raad zit, dat
doet iedere fractie op z'n eigen manier en dat doet u op de uwe en ik op de mijne! Ik begrijp uw frustratie. U
had liever aan de andere kant gezeten maar daar kan ik niets aan doen.
De heer VAN OOSTERHOUT: Dat heeft er niets mee te maken. Weet u waar het om gaat? Dat punt dat
beluister ik aan de andere kant helemaal niet. U praat over inhoudelijk kwesties, ik vind dat het college het
recht heeft om zaken te onderzoeken, ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen. Waar ik u niet over hoor,
ook u niet mijnheer Diepstraten, is over het feitelijke gegeven waar het hier om gaat dat als de raad om
informatie vraagt de raad volledige informatie moet krijgen van dat moment. Daar gaat u even aan voorbij,
daar gaan alle fracties aan voorbij. U tilt daar niet zwaar aan en ik til daar wel zwaar aan. Ik vind dat de
raad als bestuursorgaan van deze gemeente volstrekt op de hoogte moet zijn. Zeker als er naar gevraagd
wordt!
De VOORZITTER: Goed, dat is duidelijk.
De heer DIEPSTRATEN: U tilt daar niet zwaar aan, maar
51