De heer VAN OOSTERHOUT: andere fracties, ik vraag met name het CDA, ik vraag ook de WD en ik vraag ook D66 hun visie en lezing te geven over hetgeen nu hier aan de orde is. Ik vind dat toch wel van dusdanig belang voor de hele raad, voor de procedurele kwesties maar ook voor het onderlinge vertrouwen dat ik van WD, het CDA en D66 een visie krijg hoe zij hier nu tegen aan kijken. De VOORZITTER: Ik denk dat het in het belang van de discussie om hier goed met elkaar over door te spreken want er worden nogal zware woorden gebruikt, dat hierdoor uitgenodigd door de heer Van Oosterhout van uw kant op gereageerd kan worden tenzij zij dat niet willen, het is geheel vrij aan u. Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ik wil best reageren maar het gaat mij erg ver. Wij hebben vanmiddag, toen wij begonnen, het reglement van orde van u gekregen. Daar is in gesteld dat wij de Algemene Beschouwingen konden voorlezen, wij zouden daar na schorsing antwoord op krijgen en vragen kunnen stellen van eventueel vragen die niet beantwoord zouden zijn. Wij hebben nu over dit onderwerp, deze 11 vragen 2x uitgebreid gesproken. Ik dacht dat er voldoende antwoord was. Ik begrijp echt niet hoe daar nog zo lang over nagepraat moet worden. Daar is toch antwoord op gegeven? Het is toch heel vanzelfsprekend dat als er een nieuwe ontwikkeling zich voor kan doen, tenminste dat is de visie van onze fractie, dat dat onderzocht moet worden? De heer HERMES: De VOORZITTER: Ik wil nu even géén discussie, mijnheer Hermes! Er is uitgenodigd aan de andere leden van de raad om te reageren Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ik kan me voorstellen dat als er nieuwe ontwikkelingen zijn het college eerst een beleidsmatig onderzoek in gaat stellen alvorens ze dan naar buiten komen met informatie. De VOORZITTER: Dank u wel. Anderen nog behoefte aan een reactie? De heer JONGENELEN: Ja, voorzitter, wij hebben in de algemene beschouwingen iets weergegeven wat betreft de Polderstraat en de Prof. van Ginnekenstraat. Wij hebben ten aanzien van het punt Polderstraat duidelijk gezegd van als er een situatie of ontwikkeling is die anders ingevoerd moet worden eventueel als dat die nu is en het college neemt daar de moeite voor of die gaat nu de zaak opnieuw ontwikkelen, dan vind ik het een normale zaak dat dat niet achter gesloten deuren gaat - want dat vind ik toch een opmerking die niet past in Oudenbosch - dan vind ik het wel een zaak dat dat eerst binnen het college onderhandeld moet worden. Het gaat vaak over mensen, personen, over geld en allerlei soort zaken. Ik vind dat het college het recht heeft, en dat ondersteunen wij, om eerst de zaak eens goed te bespreken. Dan daarbij heeft de wethouder gezegd dat het niet zo is dat de zaak die op de rol stond tot aan het afgeven van de vergunning dat die weg is. Dat is nog steeds op dit moment in stand en dat moeten jullie zelf ook weten want er is nog niet aan getornd. Er zit alleen de mogelijkheid tot een eventuele nieuwe ontwikkeling. Daar gaat het duidelijk over. De heer DIEPSTRATEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik wil me graag bij de vorige sprekers aansluiten. Het spreekwoord is "Je moet een broedende kip niet storen". Ik vind dat dat geweldig van toepassing is op dit moment. Ik stoor me dan ook een beetje aan de manier waarop op dit moment oppositie gevoerd wordt. Het lijkt wel een soort parlementaire enquête! Wij zouden toch algemeen gaan beschouwen vandaag? Ik begrijp niet dat het dermate diep gaat op dit moment - op dit moment zeg ik want wij zijn dus bezig aan de algemene beschouwing voor de begroting 1995 - daarop doorgegaan wordt. Bewaar dat even. Op het moment dat het echt vorm aanneemt dat het nu zo stoort, laten wij daar apart een keer voor gaan zitten en laten wij nu gewoon over de begroting verder praten! De heer HERMES: U weet ook wel als het spreekwoord kent "Een broedende kip moet men met rust laten". Dan weet men ook wel dat het broedende kippen zijn die flinke windeieren zoeken. De heer DIEPSTRATEN: Dat zou kunnen maar dat wil ik graag afwachten. Kunt u dat De VOORZITTER: Ik stel voor dat nu over en weer wat meningen zijn uitgewisseld. Ik denk dat de standpunten in de raad langzamerhand over dit onderdeel bekend zijn. De heer VAN OVERVELD: Nee, helemaal niet, voorzitter. Ik wil toch nog reageren naar aanleiding wat andere fracties hebben gezegd. Zij hebben kunnen reageren naar aanleiding wat wij allemaal hebben 50

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1994 | | pagina 92