gesproken worden. Dat is eigenlijk de algemene opmerking ten aanzien van deze vraag. Verder inhoudelijk
heeft wethouder Van Hoek ze allemaal beantwoord. Ik stel voor dat de wethouder doorgaat met de andere
vragen die op andere onderdelen er nog liggen.
De heer VAN OOSTERHOUT: Mag ik dan toch één brandende vraag beantwoord zien, misschien helpt dat
een beetje? Het gaat over het beleidsprogramma van het college zelf. Daar staat onder 2.3 de bestaande
plannen voor een parkeerroute in het centrum alsmede het aanleggen van voldoende parkeervoorzieningen
zullen verder worden uitgevoerd. Dan denk ik bij mezelf, als je dan op 8 september vragen stelt en
vervolgens antwoord krijgt zoals ze gegeven zijn, waarbij deze zaak verder niet aan de orde is, dan vraag ik
me af vanwaar dat nu bij een kennismakingsgesprek plotsklaps een dergelijk idee nader uitgewerkt zou
moeten worden want het is nu allemaal informatief en zeer voorbarig. Die conclusie die doet me goed want
per slot van rekening hebben wij nog jaren de tijd om erover na te denken hoe wij dat allemaal weer gaan
oplossen. Ik heb de indruk dat het nu weer een hele lange tijd gaat duren voordat een feitelijk invulling komt.
Vanwaar nu dat deze stelling in het beleidsprogramma verwoord staat en vervolgens toch laten we zeggen
niet geringe afwijking van de plannen en de raadsbesluiten zoals ze er lagen, een kennismakingsgesprek
zover een draagwijdte krijgt dat je in de krant leest als raad vorig week - de krant weet vaak meer dan wij -
dat er forse veranderingen op teel zijn. Dat begrijp ik niet.
De VOORZITTER: Dan denk ik
Wethouder VAN HOEK: Ja voorzitter, wij zijn gewoon beleidsmatig bezig geweest om een aantal conclusies
te trekken en dat vraagt een bepaalde voortgang. De plannen die binnen het Komplan nog uitgewerkt
moeten worden, bijvoorbeeld het parkeren, die worden nog nader uitgewerkt. U weet ook dat het beleids
plan, dat u dat eind van deze week aangereikt krijgt en wij gaan met u verder spreken over het beleidsplan
op 1 en 15 december, dan komen wij nader op deze punten terug.
De heer VAN OOSTERHOUT: Hoe kunt u op 8 september zeggen dat als die bouwaanvrage snel wordt
ingediend dat dan en ik citeer "dan kan de zaak vlot afgewerkt worden en dat is ook altijd de wens van de
raad geweest". Hoe kunt u dat op 8 september zeggen terwijl u weet dat op dat moment er andere ideeën
liggen waardoor de zaak voortreffelijk en uitstekend vertraagd wordt en er belemmeringen zijn waarover ik u
vragen heb gesteld. Ik heb gevraagd van zijn er belemmeringen!
Wethouder VAN HOEK: Ik heb u duidelijk gemaakt van wij hebben 2 sporen. Het ene spoor is nog steeds
de ontwikkeling van die dagwinkels met die supermarkt en de amovering van het gemeenschapshuis.
Daarnaast is, en ik heb u die zaak genoemd, de zaak gaan ontwikkelen ten aanzien van de Prof. van
Ginnekenstraat en toen is die andere ontwikkeling in gang gezet. Toen hebben wij als college de verant
woordelijk om die ontwikkeling nauw gezet te volgen en eens te kijken wat daar de gevolgen van zijn. Met
dat onderzoek zijn wij nu bezig.
De heer VAN OOSTERHOUT: Acht september toen de kennismaking al achter de rug was en deze plannen
er al waren om tot alternatieven te komen - die waren in discussie, die waren in onderzoek, dat begon
daar - toen heb ik gevraagd welke belemmeringen of ontwikkelingen het afgeven van een bouwvergunning
nu precies in de weg staan enzovoorts. Toen heeft u gezegd van wat ik nu ook net zei, uiteindelijk
resulterend in "als die bouwaanvrage binnenkomt dan kan de zaak vlot worden afgewerkt en dat is ook altijd
de wens van de raad geweest." Einde citaat. Mijnheer de voorzitter, dan is er op dat moment toch wel een
belemmering? Namelijk de vertraging kan dan toch ontstaan door andere ideeën die ook niet stroken naar
mijn gevoel met de uitgangspunten van het eigen beleidsprogramma waar ik dan ook nog even naar
refereer. Ben ik dan op 8 september volledig door de wethouder geïnformeerd? Mijn conclusie is nee!
Wethouder VAN HOEK: Het is niet anders, voorzitter. Wij zijn op een gegeven moment een zaak begonnen
en die heeft heel die tijd geëvalueerd. Je kunt niet zeggen van op dat moment was die informatie zus of zo.
Wij zijn gewoon begonnen ergens mee en die zaak heeft zich voortdurend geëvalueerd.
De heer VAN OOSTERHOUT: Zelfs buiten de vergadering, na afloop van de vergadering van 8 september
heeft u mij beweerd dat de oplossing er lag en u heeft zelfs voorgetekend hoe het zat en op mijn
voorhouden dat er ook andere ontwikkelingen waren, laat ik niet zeggen dat u ze ontkent heeft maar u heeft
in ieder geval de vragen zo omzeilt dat het mij niet duidelijk kon zijn dat het college daar mee bezig zou zijn.
Ook na de vergadering is mij dat duidelijk gemaakt. De bouwvergunning, dat was het enige waar wij op
zaten te wachten en er was meer! Dat heeft u op 26 augustus, voorafgaande aan de raadsvergadering van
8 september, bent u daaraan begonnen en op 8 september heeft u mij daar geen melding van gemaakt. Is
dat juist of is dat niet juist?
48