De VOORZITTER schorst de vergadering
Na de schorsing:
Wethouder VAN HOEK: Er zijn een aantal vragen gesteld namens de 6 raadsleden van de Partij van de
Arbeid en ONS. Vraag 1, voorzitter. Er is geen sprake van een opdracht, het is zuiver informatief wat er
gebeurd is. De acties van ons zijn louter informatief. Vraag 2, betreft gewoon
De heer VAN OVERVELD: Wanneer was dat?
Wethouder VAN HOEK: Dat komt nog aan de orde. Punt 2, betreft louter een informatie die wij wilden
hebben ter voorbereiding van een besluit. Wij praten hier alleen maar over een onderzoek en aan dat
lopende onderzoek daar hebben wij nog geen conclusies aan getrokken. Wat dat betreft is er ook nog geen
duidelijkheid. Vraag 3. Het college is diverse malen over de voortgang van het onderzoek bijgepraat. Punt 4.
Ten aanzien van de bewoners van de Vader Vincentiusstraat. Die plannen die gaan gewoon door, die
afspraken blijven gewoon overeind. Er moeten nog wel wat voorzieningen getroffen worden maar voor de
bewoners van de Vader Vincentiusstraat, maar goed dat heb ik daarstraks al gezegd, heeft dat geen enkele
gevolgen. Vraag 5. Waarom zijn de ondernemers er niet bij betrokken met betrekking tot het DPO. Het is
informatief dus het allemaal veelste voorbarig om die erbij te betrekken want er is ook door ons college nog
geen enkele conclusie getrokken. Punt 6. U vraagt welke stedebouwkundige argumenten er voor het college
aan de orde zijn. Het voornaamste argument is, en dat is dus het economische motief, dat dat betekent dat
de trekker zoals wij die willen aan de Prof. van Ginnekenstraat dat die verhuist naar de Polderstraat en dat
is het motief. Ook uw tweede vraag is een economisch argument en dat betreft namelijk de verplaatsing van
die supermarkt. Welke gevolgen Het heeft onder andere dat eventueel het gemeenschapstehuis blijft
staan als het verdere onderzoek daartoe leidt maar dat is allemaal nog zeer voorbarig. Punt 7. Daar hebben
wij nog geen inzicht in omdat het onderzoek zover nog niet gevorderd is. Wat dat betreft zitten wij nog in
een veel te vroeg stadium. Zover nodig en mogelijk heb ik en de leden van het college u zo volledig
mogelijk ingelicht. Het klopt, onder vraag 9, dat onze burgemeester die heeft met projectontwikkelaren
contact gehad maar dat betrof de verbouwing en bouw van het gemeentehuis. De college-leden
De VOORZITTER: En een kleine aanvulling daarop, u was daar niet bij, werd tijdens dat gesprek een
aantal wensen door een bedrijf neergelegd waarvan ik kennis heb genomen en verder niet, zoals ik wel
meer met bedrijven spreek ter kennisname.
Wethouder VAN HOEK: Wat de ontmoeting betreft met de wethouders met de projectontwikkelaar, dat is
een kennismakingsgesprek geweest, voorzitter, op 26 augustus 1994. Onder vraag 10 wordt gezegd of de
ambtelijke organisatie dat die onkundig gelaten zou zijn. Het management-team was op de hoogte. U vraagt
van ja hadden jullie deskundigheid nodig? Ik heb u al eerder gezegd het was een kennismakingsgesprek,
dus daar was dat niet bij nodig. Vraag 11 kan ik helemaal kort antwoorden, voorzitter, want dat is gewoon
neen. Daarmee heb ik de vragen beantwoord, voorzitter.
De VOORZITTER: Dank u wel. Nu verder met uw andere onderdelen die u nog hebt laten liggen.
De heer DEN BRABER: Voorzitter, ik constateer dat de wethouder nu op alle 11 vragen een antwoord
produceert. Ik constateer echter dat de antwoorden op vraag 2, 2e alinea en vraag 8, dat dat toch niet klopt.
Er is verschillende keren naar geïnformeerd hoe de stand van zaken ervoor stond en niemand van ons heeft
uit de mond van de wethouder geweten dat het college met een alternatief bezig was. Ik stel dat vast dat
het antwoord op dat onderdeel niet juist is en in strijd is met de waarheid zoals mijnheer Huijpen zou
zeggen.
De heer VAN OVERVELD: Ten aanzien van het antwoord op vraag 3 zegt de heer Van Hoek van het
college is bijgepraat. Ik verneem vanuit de pers dat de politieke partijen zijn bijgepraat. Wij stelden de vraag
van welke partijen zijn dat dan. Dus ik begrijp nu niemand, alleen het college.
Wethouder VAN HOEK: U heeft de beantwoording gekregen dus ik neem aan dat dat duidelijk is.
De VOORZITTER: Mijnerzijds, ter afronding van deze vragenronde. De teneur van de antwoorden, en ik
hoop dat u die boodschap als het ware meekrijgt, is dat het allemaal nog in een zeer vroeg stadium is; dat
het college gemeend heeft een aantal zaken toch eens opnieuw in overweging te moeten nemen; dat het in
overweging nemen moet gebeuren op basis van goede informatie, en wij zitten nu midden in het proces van
de informatie-vergaring, zodra daar handen en voeten aan gegeven kan worden, zal er dus met over
47