De VOORZITTER: Geen antwoord is geen antwoord! Ik denk dat ik daarmee op hoofdlijnen mijn onderdelen besproken heb en zo niet dan merk ik dat wel in tweede termijn. Ik geef nu graag het woord aan wethouder Huijpen. Wethouder HUIJPEN: Dank je wel, mijnheer de voorzitter. Er zijn in de bijdragen van de verschillende fracties een paar zaken die er nogal uitspringen en dat is met name het grondbedrijf, dus de inzet van de reserves. Hoe zijn wij daartoe gekomen? Er waren een aantal alternatieven mogelijk. Eén van de alternatie ven zou geweest zijn uitgaven-verlaging. Als wij in relatie met het begrotingstekort de uitgaven hadden moeten verlagen dan had dat betekend een forse aantasting van het voorzieningenniveau. Een forse aantasting zeg ik, dat zou een desastreuze uitwerking hebben gehad. Dat betekent dat wij bijvoorbeeld de 3 grote instellingen hadden moeten sluiten. Dat betekent dat wij dus daar waar het gaat om de infrastructuur daar wij werkelijk geen klinker meer hadden kunnen verleggen. Het college was van opvatting dat vooruitlopend op een eventueel hogere inkomst in het kader van de herverkaveling van het gemeentefonds - het kabinet heeft dat ondertussen goedgekeurd - en in het licht van de gemeentelijke herindeling dat dat ons onverstandig leek. Het college heeft gezocht om het voorzieningenniveau zo min mogelijk te beperken en het resultaat van een eventuele forse bezuiniging naar de algemene dienst toe, tot die conclusie zijn wij gekomen, was onvoldoende geweest. Een ander alternatief was geweest de belastingenverhoging. Op zich is dat ook best een moeilijk probleem want in de sfeer van rioolrechten en afvalstoffenheffing is er geen alternatief. Daarvan is kamerbreed de afspraak gemaakt dat wij moeten streven naar kostendekkende tarieven en conform die afspraak handelt het college ook maar dat levert richting algemene dienst geen budgettaire ruimte op. Omdat wij met afvalstoffenheffing en met rioolrecht werken met budget-egalisatie fondsen. Dat bood op zich ook geen soelaas. Toch stijgen die tarieven fors. Op dit moment zijn ze bij deze begrotingsbehandeling niet aan de orde maar komen eerst in de commissie ABZ aan de orde en vervolgens in de raad. Omdat die tarieven conform afspraken en conform het feit dat met name met betrekking tot de afvalstoffenheffing er een afspraak is om dat kostendekkend te laten verlopen, omdat die tarieven toch al fors stijgen was het college van mening en zijn wij tot de conclusie gekomen om in de sfeer van de OZB om dus de tariefstijging zo minimaal mogelijk te doen zijn. Als wij werkelijk dus een belangrijk deel van het tekort afgewend zouden hebben op de OZB dan hadden wij dus moeten praten in de sfeer van de tariefsverhogingen van 50% tot 60%. Dat lijkt ons onacceptabel. Daar hebben wij dus ook niet voor gekozen. Dan is er daarnaast in het belang van de burgers natuurlijk, mijnheer Den Braber u zit nu te lachen, maar in het belang van de burger is dat onverteerbaar. Enerzijds is nogmaals die tarieven van de afvalstoffenheffing en de rioolrechten conform afspraken, zich op een kostendekkend niveau moeten bevinden en daarnaast dat wij dus de OZB met een dergelijk percentage hadden moeten doen stijgen, dat was voor de burgers onacceptabel geweest. Althans dat is de mening en opvatting van het college. De heer DEN BRABER: Ik lach alleen maar, wethouder, omdat als het niveau van de discussie over het dekkingsplan gaat in de orde van grootte van zullen wij de OZB-tarieven verhogen met een orde van grootte van 50% a 60% - de WD-fractie bracht in eerste termijn in dat het misschien wel 70% had moeten zijn - nou daar moet ik om lachen. Als dat het niveau van discussie is in het college nou ja dan De VOORZITTER: Maar misschien kunt u daarmee wachten tot dat de wethouder Wethouder HUIJPEN: Ik zal daar verder niet op reageren maar ik heb u dus zakelijk geen tegenargumenten horen noemen dan behalve dus een lachen en dat betekent voor mij dus verder dat ik daar kennis van neem. Ik lach u toe. Dan was er een mogelijk geweest om een andere inzet van de reserves te plegen. Wij hebben nadrukkelijk gekozen voor de inzet van de reserve van het grondbedrijf mede met name gelet op de positie van het grondbedrijf. Dat laat duidelijk zien, en u heeft daar middels een notitie kennis van kunnen nemen dat er geen sprake is van risico's. Sterker nog als wij Lob C morgen dus zouden verkopen dan zou dat betekenen dat wij per saldo dus daar fors winst zouden kunnen maken. Wij hebben daar tot op dit moment niet voor gekozen omdat dat op dit moment ook niet noodzakelijk is. Feitelijk is het zo dat, ik concludeer ook de fractie van de Partij van de Arbeid die mening is toegedaan gezien dus het alternatieve dekkingsvoorstel dat zij doen, om die 2,3 miljoen uit het grondbedrijf te halen en daarvan een belangrijk deel over te hevelen naar het prioriteitenfonds stads- en dorpsvernieuwing. Waaruit ook ik concludeer dat ook zij van mening zijn, daar waar het gaat om risico's binnen het grondbedrijf, dat die dus niet meer aanwezig zijn. De heer DEN BRABER: Met de belangrijke nuancering, ik ben het er mee eens als er geen risico's zitten in het grondbedrijf - mijn fractie is het daarmee eens - dan kun je die winstneming vanuit het grondbedrijf zeer verantwoord maken maar de risico's kun je nooit helemaal uitsluiten dus het is niet verstandig om 2,3 miljoen ook in de looptijd van pakweg Vh maand weer uit te geven. 32

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1994 | | pagina 74