moment is dat toch niet aan de orde, de monumentenlijst is nog niet vastgesteld. Als die vastgesteld is dan
heeft hij de gelegenheid om daarop te reageren, voordat die vastgesteld wordt overigens, dat is een
raadsbesluit en dat wij dan op dat moment opnieuw zullen bezien in hoeverre hij met zijn bezwaar gelijk
heeft. Dat was meer een toelichting onzerzijds, hij wist niet dat dat zo werkte en vandaar dat wij u voor
stellen om voorlopig het stuk in handen van het college te laten stellen. Wij hebben hem dus persoonlijk
gehoord.
De heer TERLOO: Ik heb gevraagd waarom u heeft gesteld dat de raad verzuimd heeft hiervoor financiële
middelen beschikbaar te stellen.
De VOORZITTER: Dat had niet hij gesteld.
De heer TERLOO: Nee, dat is een zin die van B&W komt en niet van mijnheer Bos.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij toch inhoudelijk over dit punt - want ik ben daar wat onvoorbereid op -
uit mijn hoofd zeggend reageert Bos op informatie van het college als zou het college dat niet gedaan
hebben. U weet zelf dat wij zowel op het gebied van woningverbetering als over monumentenzorg op zich
bedragen beschikbaar hebben, of die toereikend zijn en of die voor elke aanvraag aan de orde komen dat is
natuurlijk een tweede punt. Wij komen nog op deze zaak terug omdat ook betrokkene heeft toegegeven van
oké ik wacht nog even totdat de monumentenlijst verder definitief is.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ja voorzitter, naar aanleiding van datzelfde punt had ik eigenlijk ook een
paar vragen maar het is er uiteindelijk maar één. Dat is dat ik graag zou zien dat het college daarover in de
commissie VIM in ieder geval op terugkomt.
De VOORZITTER: Het zal in de funktionele commissie, of dat VIM of ABZ is of het monumentenbeleid
onder mijn hoede zit, daar zullen wij ons over beraden maar akkoord, wij komen daar in een desbetreffende
commissie op terug.
De heer DEN BRABER: Voorzitter, ik vind het tijd worden dat wij als raad met u als college daar eens
afspraken over gaan maken. Wij hebben dan ook geconstateerd, voor de tweede keer gaan wij dat doen,
dat zaken behandeld worden in de commissie waarvan de portefeuillehouder die dat behartigt in het college
voorzitter is. Ik denk dat het niet zo werkt. Ik denk dat iedere commissie z'n eigen vakgebied heeft en dat
vanuit het college degene komt die dat vak in het college beheert en dat wij de zaak niet om moeten
draaien. Ik ben het met mijnheer Van Oosterhout eens; monumentenzorg hoort net als stadsvernieuwing
thuis in de commissie VIM en de portefeuillehouder vanuit het college zal dan bij die gelegenheid naar de
commissie VIM moeten. Ik denk dat het zo behoort te werken.
De VOORZITTER: Dat is een keuze. Het college heeft indertijd bij de verdeling van de portefeuilles een
andere keuze gemaakt. Het is niet de eerste keer dat ik hier die opmerking over hoor. Het is een politieke
keuze geweest waar ik mezelf als uw voorzitter op dit moment even wens buiten te houden. Ik zeg u toe dat
wij dat intern in het college nog eens even met elkaar zullen bepraten hoe dat de combinatie van enerzijds
tegemoet komen aan de politieke verhoudingen en wensen zoals die er lagen en aan de andere kant de
praktische kant van het opereren. Wij zullen ons daar nog eens een keer over
De heer HERMES: Voorzitter, ik heb er ook een opmerking over gemaakt in ABZ. Dat heeft toch niets met
politieke keuze te maken. Dat vind ik de reinste kolder. In de commissie Algemene en Bestuurlijke Zaken
daar hoort besproken te worden wat algemeen en bestuurlijk aan de orde is. in de commissie hoort
besproken te worden wat er op dat terrein aan de orde is. Je kunt toch niet zeggen van we zien wel wat er
toevallig op de agenda staat want dan kun je het wel commissie 'weet ik veel' noemen, de commissie wat er
toevallig aan de orde is weet ik veel. Dan kom je met de hele groep bij elkaar want dan kun je alles in één
keer bespreken. Dat noemt u dan een politieke keuze maar dat is natuurlijk flauwekul. Algemene en
Bestuurlijke Zaken, VIM en WOS, dat zijn beleidsterreinen en zaken die betrekking hebben op die
beleidsterreinen die horen in de desbetreffende commissie thuis en dat heeft niets met politieke keuze te
maken.
De VOORZITTER: Dat is uw mening. Ik hou toch de stelling vast dat terwijl Ik heb u toegezegd dat wij
daar in het college nog eens met elkaar over zullen praten want het is niet de eerste keer dat ik deze
opmerking hoor. Wij zullen daar op een praktische manier een oplossing voor zien te vinden. Akkoord?
3