De heer VAN OOSTERHOUT: Ja voorzitter, een enkele vraag met betrekking tot de ontwikkelingen in de
Polderstraat. Mijn vraag luidt, heel kort en simpel: Welke belemmeringen of welke ontwikkeling staat het
afgeven van een bouwvergunning nu precies in de weg om die plannen uiteindelijk een keer tot uitvoer te
krijgen?
Wethouder VAN HOEK: Ja mijnheer Van Oosterhout, het is zo dat na de discussie die wij hebben gevoerd
in de commissie VIM, daar hebben wij overleg gehad met de projectontwikkelaar in de Polderstraat en daar
hebben wij zodanig goed overleg mee kunnen voeren dat van zijn kant is toegezegd dat het probleem dat er
gerezen was, namelijk het creëren van een ingang aan de Polderstraat, daar hebben wij overeenstemming
met de projectontwikkelaar over kunnen bereiken. Ik heb in de krant gelezen dat er sprake is van 2
dagwinkels, maar ik kan u zeggen dat er 3 dagwinkels komen en tussen die winkels komt een ingang naar
de supermarkt. Het wachten is op een definitieve tekening en wanneer die er is dan kunnen wij een
bouwvergunning afgeven omdat er ook inmiddels in de maand augustus het bestemmingsplan "Polderstraat
en omgeving" is goedgekeurd door de provincie.
De VOORZITTER: Bij uitzondering, de tweede termijn.
De heer VAN OOSTERHOUT: Op welke termijn denk u nu dat die plannen daar tot uitvoering kunnen
komen?
Wethouder VAN HOEK: Ik neem aan dat dit betrekking heeft op het vorige punt wat u net vroeg. Ik heb van
de projectontwikkelaar begrepen dat dat op zeer korte termijn kan. Ik neem aan dat het aanbieden van een
tekening, want er moet natuurlijk een juiste tekening komen, dat zodra die hier op het gemeentehuis
binnenkomt en dan kunnen wij de zaak afwerken. Het wachten is op een tekening en dan kunnen wij dus de
bouwvergunning en dat soort zaken in werking zetten. Ik neem aan dat dat qua procedure geen enkel
probleem meer is als die tekening er is. Dan kan de zaak vlot afgewerkt worden en dat is ook altijd de wens
van de raad geweest.
De heer VAN OVERVELD: Voorzitter, ik heb eigenlijk een verzoek richting wethouder Van der Heijde omdat
nogal wat bestuursleden van VES mij aan de jas hebben getrokken als zou er een met betrekking tot de
kwaliteit van de velden problemen zijn als met het gebruik ervan, of hij daar in een komende commis
sievergadering eens op terug wilt komen.
Wethouder VAN DER HEIJDE: Ik kan dat verzoek op dit moment niet honoreren, voorzitter, om daar in de
komende commissie op terug te komen. Wij hebben op dit moment schriftelijk overleg, schriftelijke
correspondentie eigenlijk met het bestuur van VES. Wij moeten nog afspreken ten aanzien van het
trainingsschema. Ook mij hebben berichten bereikt dat er problemen zouden zijn ten aanzien van de velden.
Of wij in staat zijn om dat binnen nu, en ik denk dat wij over twee weken commissievergadering hebben, om
dat binnen deze 2 weken te realiseren dat gesprek dat weet ik niet. Ik zeg wel toe dat zo gauw wij daar
meer van weten dan zullen wij daar de commissie over informeren.
De heer VAN OVERVELD: Dank u, voorzitter. Wij wachten dat af, het hoeft niet persé in de komende
commissie. Ik snap ook dat dat kort dag is. Ik heb nog een andere vraag. Deze raad heeft in eind '88 of
begin '89 bepaald bij de oprichting van de stichting Fidei et Arti dat vanuit het college een adviseur aan het
stichtingsbestuur zou worden toegevoegd, dat is een raadsbesluit. Bij datzelfde raadsbesluit lag aanvankelijk
ook een besluit dat de leden van de stichting benoemd zouden worden door de raad, de raad heeft daarvan
in een later stadium afgezien maar niet van het eerste gedeelte van het verhaal. Ik heb nu in de B&W-
besluitenlijst gezien dat B&W - hoewel ze nu een manneke meer hebben - afgezien heeft van het leveren
van een adviseur aan de stichting. Het was eigenlijk uitvoering geven aan het raadsbesluit. Ongeacht wat ik
vind van het wel of niet leveren van een adviseur want als je een raadsbesluit niet uitvoert dat je dat
minstens aan de raad moet melden. Ik zou me kunnen voorstellen dat de raad dan het voorstel moet
bereiken, beargumenteerd, waarom de raad dat dan zou moeten intrekken. Dat lijkt mij de correcte weg.
Wethouder VAN DER HEIJDE: Voorzitter, ik zeg toe dat ik dat raadsbesluit er nog eens op na zal laten
zien. Mocht zijn dat B&W tegen dit raadsbesluit een beslissing in heeft genomen dan zullen wij daar in ieder
geval binnen de raad op terug komen. Ik kan u alvast mededelen dat van de zijde van het college er ten
aanzien van de adviseurs van stichting Fidei et Arti in ieder geval zeer terughoudend tegenaan wordt
gekeken. Wij willen wij de vermenging van belangen in ieder geval zien te voorkomen, vandaar dat wij
besloten hebben om daar in ieder geval geen gebruik van te maken. Ik zeg u toe, wij kijken dat raadsbesluit
even na en komen daar wellicht nog op terug.
19