De heer VAN OVERVELD: Nee, nee, want als iemand gemakkelijk praat Nee, laat ik het maar niet zeggen. Ik stel gewoon vast dat er zeer weinig surveillance-mogelijkheden zijn 's-nachts, zo weinig dat het politiebureau in Oudenbosch 's-avonds niet meer bereikbaar is en dat men Breda moet doorverbinden. Er is dus gewoon heel weinig surveillance. Als je daar verlichting in kunt krijgen door je zelf te garanderen dat in je eigen plaats in ieder geval toezicht is op bepaalde momenten. Ik kan me voorstellen dat dat niet elke nacht is. Ik kan me voorstellen dat je overlegt met de politie wanneer dat plaatsvindt, op welke momenten, welke nachten wel en welke nachten niet, voor mij part ook op bepaalde momenten overdag, waarom niet, dat moet je regelen met de politie. Het gaat mij om de bereidheid om in samenwerking met een particulier bedrijfsleven voorlopig zaken op te vangen zo lang nog niet van de overheid uit daar definitief goede oplossingen voor zijn aangedragen. De VOORZITTER: Ik wou niet meer in herhaling treden. Ik sluit het niet uit - ik hoop dat u mij goed verstaat - maar ik wil daarnaast ook andere maatregelen zitten en bij elkaar bezien wat het beste effect sorteert. Uw opmerking en uw nadrukkelijke suggestie is natuurlijk wel goed gehoord, laten wij dat wel begrijpen met elkaar. De wethouder fluistert nog dat het college ook zijn zorg deelt en mijn opmerking was toen dat is ook aan de heer Van Overveld bekend op zich alleen wij discussiëren nu over de wijze hoe wij dat het beste kunnen oppakken. De heer VAN AGTMAAL: Mijnheer de voorzitter, mag ik hier even op reageren? Het probleem blijft dat ondanks de voornemens de signalen vanuit de politie-organisatie toch dusdanig zijn dat er bij de burgers met name nu niet direct het gevoel van veiligheid ontstaat. Ik denk dat je zowel het een als het ander moet doen én onze voornemens waar u over gesproken hebt en projecten die wij in werking hebben gesteld maar ook vind ik - en daar moet ik mijnheer Van Overveld toch wel gedeeltelijk in ondersteunen - moet er meer "blauw" op straat komen. De mensen moeten het idee krijgen dat er echt ook iets aan gedaan wordt. Dat kunnen wij alleen niet ondervangen met allerlei projecten en plannen en voornemens maar ook door daadwerkelijk op korte termijn, en niet op lange termijn, iets te gaan doen aan meer "blauw" op straat. Dat is denk ik het enigste wat voor de burgers een direct zichtbaar iets is. De VOORZITTER: Daar ook geen misverstand over. Ik heb dat bij de afsluiting van mijn eerste termijn ook duidelijk gesteld. Het is én én. Aan de andere kant zult u zich moeten realiseren dat wij niet zo maar in volle intensiteit kunnen gaan stappen in de gaten die het rijk laat liggen op dit terrein ook. Wij doen wat wij kunnen. Daarbij is een heel belangrijk onderdeel om te zorgen dat op z'n minst - en dat zeg ik in de richting van mevrouw Ossenblok - die vacature ingevuld krijgen. U kunt inmiddels mijn bemoeienissen daarin. Ik heb u verteld in eerste termijn dat dat op korte termijn ook zal gaan lukken. Daarnaast toch nog even ter extra verduidelijking, is het combinatie van zowel bestuurlijke maatregelen op het gebied van preventie als meer "blauw" op straat. Maar alleen daar teveel op te focussen is niet geheel realistisch. Er speelt bij - en ik heb dat ook in eerste termijn gezegd - één van de belangrijkste elementen in deze hele discussie is de gevoelens van onveiligheid bij de samenleving. Ik heb ook gezegd van als je dat relateert en wat er daadwerkelijk gebeurt dat is dat wel eens in een verhouding die niet geheel in overwicht tot elkaar staat. Dat is een heel groot probleem waarbij nogmaals niet wil bagatelliseren dat er dus veel gebeurt maar dat het gevoel wat het overbrengt bij de mensen op zich niet weer geheel in verhouding staat tot de echte delicten die dan gepleegd worden. Het is ook een ontzettend belangrijk idee, een belangrijke werkwijze van zowel de politie als de gemeente om aan de burgers duidelijk te maken dat als zij met bepaalde opmerkingen komen, als zij met bepaalde klachten komen, als zij zaken signaliseren, dat hen ook op korte termijn wordt medegedeeld wat er mee gedaan wordt zodat zij weten dat er überhaupt iets gedaan wordt. Dat is een belangrijk aspect om die gevoelens van onveiligheid om bij de mensen weg te nemen. Helemaal lukt het je nooit en dat is eigenlijk alle problemen wat zo oud is als de mensheid maar wij doen wat dat betreft natuurlijk ons stinkende best om dat te verbeteren. Ten aanzien van die vacatures, mevrouw Ossenblok, u zegt van ja het zit nog in het budget dat is ook zo alleen je moet ze wel hebben de mensen want wij hebben een aantal vacatures. Maar bijvoorbeeld in Zevenbergen zijn 7 of 8 vacatures, in Rucphen zijn er 3 of 4, in Steenbergen zijn er een aantal en dat is allemaal ja ik leg u de situatie uit en de waar ik mee zit en ik heb dat de vorige keer ook al eens naar voren gebracht, het is het verdelen van de armoe, er komt nu lucht in. Zo snel agenten beschikbaar hebben voordat ze van de opleiding afkomen en ze staan zo langzamer hand voldoende klaar om die opleiding te starten, dat is een verheugende ontwikkelingen op zich. Er zal op termijn lucht komen maar ja zo'n opleiding duurt toch wel 1 tot 1 Vi jaar. Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: De animo is er. Is nu werving zo zwaar om die mensen binnen te krijgen want ik waar ligt dat aan? De VOORZITTER: De werving om mensen binnen te krijgen is niet moeilijk en het animo om naar de opleidingen te gaan die is er alleen het duurt een tijd voordat ze van de opleiding af zijn. 13

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1994 | | pagina 160