ook gezegd, maar ik heb u ook horen zeggen dat er geen puur belasting heffen moet zijn. Er is hier toch
sprake voor een bedrag van 40.000,-- van puur belasting heffen.
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Daar iets aan toegevoegd zonder dat er daadwerkelijk iets aan gedaan
wordt aan de overlast, dat heb ik er aan toegevoegd aan uw zin. Het mag niet leiden tot een pure
belastingheffing zonder dat er daadwerkelijk iets aan gedaan wordt aan de overlast. Dat heb ik gezegd. Ik
ven/voord wat ik hier gezegd heb in eerste termijn.
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Ik vraag hierbij dat er dan ook iets gedaan wordt aan die overlast.
De heer HERMES: Hoe kunt u nu toch zeggen van er moet wat gedaan worden aan de hondepoep want
anders mag er geen belasting geheven worden want dat zijn eigenlijk uw woorden. Mag ik dan begrijpen dat
u straks niet akkoord gaat met het instellen van de hondenbelasting want anders zegt u van wij stellen nog
geen tarieven vast maar wij gaan alvast wel 40.000,- innen.
De VOORZITTER: Ik stel vast dat
Mevrouw OSSENBLOK-AERTS: Wij innen nog niets.
De VOORZITTER: Mijnheer van Agtmaal, aan u is even het woord.
De heer VAN AGTMAAL: Wij hebben duidelijk gezegd dat er een goed beleid aan ten grondslag moet
liggen met betrekking tot de bestrijding van de hondenoverlast en dan gaan wij er mee akkoord, anders niet.
Dat is de toevoeging die wij gedaan hebben.
De heer VAN OVERVELD: Voorzitter, als ik citeer
De heer HERMES: Is dat nu met de meerbelasting die er geheven wordt of zonder meer belasting.
De heer VAN AGTMAAL: Met meerbelasting.
De VOORZITTER: Als laatste de heer Van Overveld.
De heer VAN OVERVELD: Ik wil de fractie van de VVD er alleen maar op wijzen dat dat strijdig is met wat
ze in eerste termijn gezegd hebben. Maar staat het opzetten van een hondepoepbeleid niet budgettair
kosten neutraal te geschieden?
Wethouder VAN HOEK: Dat was dan de hondenbelasting, voorzitter. Dan ben ik nog een antwoord schuldig
over 2 moties en dat zijn de moties 1 en 2 van ONS. Wat de eerste motie betreft, voorzitter, dat betreft de
Polderstraat en omgeving. Voorzitter, in eerste termijn van de algemene beschouwingen heb ik reeds
uitvoerig het beleid van het college uiteengezet. Bij de aanvang van deze tweede termijn vanmiddag heb ik
daarover een verklaring afgegeven. Voorzitter, de kwestie van de Polderstraat die komt nog aan de orde in
een besloten vergadering van ABZ volgende week dinsdag.
De heer VAN OVERVELD: Voorzitter, daarvan hebben wij dus in ieder geval ter kennen gegeven dat wij
geen prijs stellen op een besloten vergadering.
De VOORZITTER: Zou u even willen wachten tot dat de wethouder zijn reactie ten aanzien van de motie in
zijn totaliteit heeft afgegeven. Dan kunt u alsnog reageren.
Wethouder VAN HOEK: Voorzitter, gelet op de aard van de mededelingen die daar gedaan zullen worden
zowel op het financieel als zakelijke vlak is besloten om dit vertrouwelijk te doen. Ik betreur het dat ONS nu
reeds meedeelt niet aan deze beraadslagingen te zullen deelnemen.
De heer VAN OVERVELD: Hebt u mij dat horen zeggen? Wij hebben alleen gezegd dat wij er geen prijs op
stellen dat het in beslotenheid gebeurd.
Wethouder VAN HOEK: Ik heb daaruit de verkeerde conclusie getrokken, maar goed. Voorzitter, het is
duidelijk dat zodra er meer duidelijkheid is over deze kwestie dat wij daarmee naar buiten zullen treden.
26