Mijnheer de voorzitter, na de emotionele en heftige debatten die in de eerste termijn van de algemene beschouwingen hebben plaatsgevonden en waarbij zelfs niet geschuwd werd de raadzaal te verlaten spreekt mijn fractie toch de hoop uit dat er een gezamenlijk beleid wordt gevoerd. Dit mede in het belang naar de gemeentelijke herindeling toe. Het is van groot belang dat de raad hiervoor als eenheid naar buiten treedt. Alleen dan zijn de belangen van de burgers gediend en daar zitten wij hier uiteindelijk toch voor. Meningsverschillen en discussies zijn prima en inherent met de politieke kleur, maar men dient wel respect op de brengen voor elkanders standpunten. De VVD- fractie hecht aan een goede samenwerking met alle partijen in de raad en spreekt de wens uit dat als gevolg van een constructieve samenwerking van de drie gemeenten er een nieuwe sterke gemeente zal ontstaan. Tot slot mijnheer de voorzitter, dank ik namens mijn fractie alle ambtenaren die zich hebben ingespannen voor de begroting 1995 en wens hen sterkte met de ombouw ervan, alsmede de gemeentebode voor zijn ondersteuning in het afgelopen jaar. Dank u wel. D66-FRACTIE De heer DIEPSTRATEN: Mijnheer de voorzitter, voordat ik inga op een aantal inhoudelijke zaken naar aan leiding van de behandeling van de begroting in de eerste termijn, wil ik nog kort even stil staan bij hetgeen zich afgelopen maandag hier in deze raadzaal heeft afgespeeld. Allereerst wil ik iets rechtzetten. Tijdens de vergadering is de fractie van de PvdA boos geworden om mijn woorden. Zo boos zelfs dat ze de raadzaal hebben verlaten. Ik had liever gehad dat de fractie was blijven zitten om met mij in discussie te gaan over mijn uitspraken. Dan had ik ter plekke duidelijk kunnen maken - en mijnheer Den Braber die begon er niet al over - dat ik geen enkele twijfel had aan de integere bedoelingen van de beide fracties bij het stellen van de vragen rond de zaak Polderstraat. Als ik in de hitte van die discussie uitspraken heb gedaan, die zo uitge legd zouden kunnen worden bied ik daar nu, hier mijn excuses voor aan. Daar ben ik niet te beroerd voor. Maar het zal mij benieuwen of anderen die dingen hebben gezegd, die in mijn ogen echt niet door de beugel konden, vanavond ook vent genoeg zijn om hier en nu hetzelfde te doen. Want mijnheer de voorzitter het ging mij niet om het feit dat er vragen rond dit onderwerp werden gesteld. Persoonlijk heb ik ten aanzien van de door de beide fracties gestelde vragen een wat genuanceerder mening, maar ik kan er begrip voor opbrengen dat betreffende vragen moesten worden gesteld. Nee mijnheer de voorzitter, het ging mij om de wijze waaróp het debat hierover werd gevoerd. Die vond ik bene den alle peil. Het verbaasde mij dat de fractie van de Partij van de Arbeid opstapte. Mijn opmerking was eigenlijk niet eens gericht tot de PvdA. In hun algemene beschouwingen had de PvdA bovendien door een positieve bijdrage, wat mij betreft voldoende krediet opgebouwd om daarna ook kritische vragen te stellen. Ik moet nu zeggen, met name in de eerste of tweede termijn wat dat betreft niet helemaal in de lijn van de eerste termijn. Mijn woorden waren veel meer gericht tot de fractie van ONS. Met het plaatsnemen van de heer Van Oosterhout op de publieke tribune tijdens de algemene beschouwingen werd door de fractie al de toon gezet. De heer van Oosterhout stelde zich letterlijk en figuurlijk op, boven de rest van de raad, en diskwalificeerde daarmee de hele raad inclusief zijn voorzitter. Met de toonzetting van de algemene be schouwingen door de heer Van Overveld werd verder duidelijk hoe de opstelling van de fractie in de richting van het college was. Tot zover allemaal prima, mijnheer de voorzitter, het is immers de zaak van de fractie van ONS zelf hoe ze zich wensen te profileren. Uitstekend. Maar de woordenwisseling die daarop volgde met wethouder Van Hoek vond ik verre van chic. En dan druk ik mezelf heel netjes uit. De discussie werd de dag daarna door dagblad De Stem gekwalificeerd als "gekrakeel". Als de discussies die hier in de raad worden gevoerd door een (onafhankelijke) buitenstaander worden getypeerd als gekrakeel (volgens het woordenboek een ander woord voor gekijf) dan mogen wij ons dat allemaal aantrekken. Wellicht is het ver standig, mijnheer de voorzitter, op een wat rustiger moment daar nog eens op terug te komen. Mijn persoonlijke waarneming - en mijnheer Den Braber zei daar ook al iets over, afgelopen maandag heb ik dat ook zodanig tegen de heer Den Braber gezegd - dat het deze raad ontbreekt aan vertrouwen in elkaar goede bedoelingen. Let wel mijnheer Den Braber, ik zeg "in eikaars goede bedoelingen". U heeft mijn woorden niet helemaal goed geciteerd maar u was ook erg boos en dat zal de verklaring geweest zijn. Zolang daar niks aan verandert, zullen de beraadslagingen van de raad van Oudenbosch nog vaak in de krant worden gediskwalificeerd met de term "gekrakeel". Mijnheer de voorzitter, zoals ik al zei, wacht ik rustig af of er nog echte vent opstaat tijdens deze vergade ring; of er iemand is die de handschoen oppakt. Het zal mij benieuwen. In afwachting daarvan De heer VAN OOSTERHOUT: Waar wilt u het precies over hebben? De heer DIEPSTRATEN: Ik kan best een paar voorbeelden noemen. 12

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1994 | | pagina 115