zo veranderlijk of moet ik zeggen onveranderlijk als het parkeergedrag van mensen. Diezelfde
ondernemers die hun handtekening zetten onder brieven die rond gaan die in het kader een rol
spelen die hebben hele dagen afgelopen weken voor mijn deur een auto geparkeerd. Dat mag,
geen enkel probleem. Maar dat toont juist aan dat het bouwen is op drijfzand met dit voorstel.
Vandaar dat ik laat ik zeggen toch maar ja probeer maar met verven mijn idee te verkopen dat het
geen goede zaak is om aan dit voorstel goedkeuring te hechten. Voorzitter, de laatste vraag. Als wij
dit goedkeuren dan betekent dat dat er een toestemming komt om vooruitlopend op het Komplan
straks mee te kunnen werken aan het vestigen van een winkel daar. Is het dan zo dat als wij grond
in de verkoop krijgen dat dan er nu al een aanvraag ligt van betrokkene om die grond te kunnen
kopen of is het dan zo dat u zegt van nou dan geven wij meerdere mensen de gelegenheid om die
grond te kopen want dan gaan wij een tweede fase in. Ik denk dat u zich die vraag, u hoeft van mij
nu geen antwoord te geven, maar dat is in ieder geval een vraag waarover wij ons toch wel moeten
buigen, ook in verband met rechtsbedeling enzovoorts. Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De VOORZITTER: Ik zal zelf op twee onderdelen even reageren en het dan graag overlaten aan
wethouder Den Braber. Bij de overwegingen die bij mij hebben mee gegolden was niet alleen het
aspect zoals het is verwoord in het raadsvoorstel maar ook tevens het algehele voorzieningenpak
ket van Oudenbosch. Het is al gesignaleerd. Tot ons genoegen door de meesten van ons ook
gezien ontwikkelingen en nieuwe impulsen die in het kernwinkelapparaat tot stand komen. Het
uitbreiden van een winkel daarbij geeft naar mijn mening alleen nog maar een extra impuls. Ik
realiseer me ook heel goed dat daar voorzieningen omheen getroffen moeten worden zoals
parkeervoorzieningen maar daar zal de wethouder verder op ingaan. Ik zelf acht vanuit de
portefeuilles die mij toebedeeld zijn in de afweging een positieve zaak om met dit voorstel te komen
met daarbij ook het werkgelegenheidsaspect als afgeleide van de functie die het kernwinkelappa
raat in Oudenbosch heeft. De tweede vraag/opmerking en dat is in de richting van de heer Van
Oosterhout, zijn laatste vraag is van zijn er - gesteld dat dit voorstel wordt aangenomen - meer
gegadigden? Voor zover mij bekend, in mijn portefeuille zit grondverkoop, zijn die er niet. Ik zal uw
opmerking meenemen en daar zo mee omgaan dat wij dat op de juiste manier doen. Het woord is
verder aan wethouder Den Braber.
De heer DEN BRABER: Op zich, voorzitter, heb ik aan mijn reactie in eerste termijn niet zo veel
toe te voegen. Het aardige van de discussie nu vind ik nu dat niet alleen mijnheer Lambregts maar
ook mijnheer Van Oosterhout hier inbrengen dat dus ondernemers en ik denk in het verlengde
daarvan ook bedoeld wordt het winkelpersoneel uitgebreid gebruik maken van de schaarse
parkeervoorzieningen in het centrum want ik herken dat die voorzieningen op zich schaars zijn. Dat
die door die aktie van de heer Lambregts om hier nu dus ten kosten van een parkeerterreintje een
winkel te mogen bouwen min of meer toch met de volle 100% geconfronteerd worden met hun
eigen gedrag. Ik stel mij in reden de vraag van als dat nu zo is als wij met z'n allen nu constateren
dat inderdaad van die schaarse ruimte die er is om te parkeren wanneer daar ondernemers en hun
personeel in de huidige mate gebruik van maken of wij op grond van dat gedrag een initiatiefnemer
het nee-woord moeten geven wanneer hij vraagt van zou ik daar een nieuwe winkel mogen
vestigen? Ik en met mij het college komt tot de conclusie dat wij dat niet zouden moeten doen.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, maar ik denk niet met alle respect dat dat het hoofdpro
bleem is. Ik denk dat het hoofdprobleem is dus nogmaals de enorme toename van mensen die hier
komen om wat voor reden dan ook. Ik denk dat het probleem met betrekking tot de eigenaren van
zaken en mensen die er werken enzovoorts, ik denk dat dat een bijkomend probleem is.
De heer DEN BRABER: Het blijft een feit, mijnheer Huijpen, en ik proef ook niet uit uw woorden dat
u dat ontkend want het blijft een feit dat van de schaarse parkeergelegenheid ook gebruik gemaakt
wordt door én ondernemers én hun personeel. Het blijft een feit en dat hebben wij door onderzoek
kunnen vaststellen dat het parkeerprobleem in de winkelstraten zich met name concentreert op de
koopavond (vrijdagavond) en op zaterdagmorgen.
De heer HUIJPEN: Ik kan hier maar moeilijk een persoonlijke inbreng leveren maar de belevens-
wereld bij ons is anders.
24