informatie. Ik ben het van harte met u eens. Het blijft nog een probleem wellicht, mijnheer Huijpen,
waar u voor waarschuwt.
De heer DEN BRABER: Terecht voor waarschuwt. Het is ons allen al jaren bekend dat het slib van
de haven dat daar een zekere mate van verontreiniging in zit als gevolg van lozingen uit het
verleden vanaf de industrieterreinen die daar rechtstreeks op uit kwamen. Als zodanig staat de
haven van Oudenbosch dus ook op de bodemsaneringslijst van de provincie. Blijkbaar niet met een
hele hoge prioriteit. Wij zitten met u te wachten op het moment dat wij in overleg met de provincie
maatregelen moeten nemen om die verontreiniging weg te nemen. Ten aanzien van het probleem
waar mijnheer Huijpen op duidt dat de gemeente de mensen van de Kaaistraat geadviseerd zou
hebben om in verband met de verontreiniging, en dat is dan een ander soort verontreiniging als
gevolg van de voormalige gasfabriek, vooralsnog niet te graven in de achtertuin om daar riolering
aan te leggen kan ik melden dat er inmiddels van de provincie een brief binnen is waarvan ik de
conclusie binnenkort zal voorleggen aan de bewoners van de Kaaistraat, dat ook de aard van die
verontreiniging niet zo duidelijk is dat het niet verantwoord zou zijn om die graafwerkzaamheden in
de achtertuin uit te voeren. Ten aanzien van de boomgesteldheid van het uit te graven terrein,
voorzitter, kan ik melden dat vastgesteld is dat die grond niet verontreinigd is en dat de erfpachter
die daar dus het tweede deel van de jachthaven gaat aanleggen, als hij een afnemer kan vinden,
zondermeer die grond kan afzetten.
De heer HUIJPEN: Mijnheer de voorzitter, ik proef in het schrijven van de heer Ploeg toch enige
aarzeling en dat betreft met name dus de afzet van die grond. Hij zegt dus het voorbereidend
besluit nodig te hebben om te kunnen reageren als er ergens zand nodig is. Dat duidt nu niet direct
dus op een zeg maar actieve inzet. Het doet een beetje overkomen van als er nu op momenten dat
er dus ergens zand nodig is dan sla ik de hand aan de ploeg of aan de schop of de atlaskraan in
deze en dan ben ik dus bereid om dus te gaan beginnen. Dat verontrust mijn fractie wat en wij
zouden toch eigenlijk meer concreet aangegeven willen zien van wanneer dus mijnheer Ploeg in
deze werkelijk begint. Is daar enig inzicht over? Wanneer gaan wij nu starten?
De heer DEN BRABER: Het feit dat de heer Ploeg die aanlegvergunning op dit moment aanvraagt
is om hem de ruimte te geven om wanneer zich een gegadigde meldt bij hem om zand op te
nemen om dan meteen te kunnen reageren. Het is veel eerder een bedrijfs-economisch probleem.
Hij staat voor een geweldige investering waar hij aan de inkomstenkant door de opbrengst van de
te leveren grond vanuit het gebied ook nog wat tegenover wil zien. Ik kan melden dat hij inmiddels
in gesprek is met de Landinrichtingscommissie Steenbergen en omgeving en dat daar, volgens de
laatste berichten, belangstelling is om het zand van de heer Ploeg af te nemen. Dus de verwachting
onzerzijds is dat die op niet al te lange termijn zal beginnen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel besloten.
17. Voorstel tot het benoemen van de leden van de monumentencommissie.
De VOORZITTER: Ik wijs u op gedeelte B van dit agendapunt waarbij een voordracht uit de raad
ingebracht wordt.
De heer HERMES: Dank u wel, voorzitter. Als lid uit de gemeenteraad zou ik voor willen dragen
mevrouw Simone Dirven als vertegenwoordigster van de raad in de monumentencommissie.
De VOORZITTER: Dat is genoteerd. Zijn er nog andere kandidaten die voorgedragen worden ten
aanzien van dit punt? Niet? Wenst u hoofdelijke stemming ten aanzien van agendapunt 17B? Niet?
Dan mag ik constateren dat met unanieme stemmen de voordracht om mevrouw Dirven als lid van
de monumentencommissie is geaccepteerd onder één niet onbelangrijke randvoorwaarden.
Mevrouw Dirven, bent u zelf bereid om deze benoeming te aanvaarden?
Mevrouw DIRVEN-VAN AALST: Ik aanvaard deze benoeming heel graag, voorzitter. Dank u.
18