toekenningen en de eindafrekening komt pas wanneer de afrekening van het Rijk richting Provincie
bekend wordt en op basis daarvan dus 50% gesleuteld wordt naar de diverse gemeenten. De
tweede vraag over de monumentencommissie. Wij hebben zoals u wellicht weet, gepoogd een
aantal kandidaten voor die commissie te werven. Dat is ook wel gelukt alleen hebben wij moeten
vaststellen dat er veel belangstelling is voor de wetenschappelijke commissie van ver buiten
Oudenbosch, zelfs van verre buiten onze grenzen. Dat is toch niet de commissie die wij nastreven
maar wij willen toch wel een Oudenbossche commissie er van maken, vandaar dat wij nog een keer
een extra sollicitatie-ronde willen houden die er op gericht zal zijn om kandidaten uit de eigen
plaats te krijgen. Ik heb toch wel goede hoop dat ik aan uw verlangen om in maart daarover de
zaak via de commissie naar de raad door te sluizen, dat ik daaraan kan voldoen. Ik heb het dan
over de tweede vergadering van maart, in maart hebben wij twee raadsvergaderingen, ik geloof dat
de tweede zoiets is van 23 of 25 maart ofzo, in die buurt. Daar is het streven ook gericht om dan
de zaken, na de commissie gehoord te hebben, hier ter besluitvorming voor te leggen. De vraag
van de heer Huijpen of deze gewijzigde versie nu niet ter inzage gelegd had moeten worden, die
heeft ook bij ons gespeeld. Ik bedoel daarbij bij het college in overleg met de onze beleidsadvi-
seurs. De conclusie daarbij was dat die wijziging van het beleid in een openbare raadsvergadering
is afgesproken met elkaar en dat het in dat licht bezien toch niet noodzakelijk was om het opnieuw
ter inzage te leggen temeer ook daar wij uit ervaring van afgelopen jaren geleerd hebben dat het
ter inzage leggen van die budget-besluiten weinig reacties van de bevolking uit te lokken. Op zich
is dat geen argument natuurlijk maar dat heeft wel een rol gespeeld om de zaak nu toch door te
sluizen zodat men in ieder geval met de aanvragen die binnen komen aan de slag komen anders
verliezen wij weer zes weken.
De heer JONGENELEN: Ja, voorzitter, ik ga er van uit dat in ieder geval de uitspraak van de
wethouder dat wij in maart in ieder geval een monumentencommissie hebben, dat is één. Op de
tweede plaats, voorzitter. De laatste informatie heb ik begrepen van de Provincie is dat het geen
117.338,is maar 107.090,voor 1993, die cijfers zijn schijnbaar wel bekend. Ik wou u
vragen of dat van A, B of C afgaat.
De heer HUIJPEN: Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik begrijp de reactie van de wethouder wel.
Waar het naar ons idee om gaat is, het idee van de WD-fractie, dat is dat wij hier te maken
hebben met een toepassing van een verordening, een inspraak-verordening in deze. De wijziging
die is tot stand gekomen bij de begrotingsbehandeling. Er waren een aantal bij aanwezig, een
aantal mensen zaten er op de publieke tribune maar dat betekent per saldo niet natuurlijk dat dus
de burgers van Oudenbosch daar weet van hebben. Die zouden daar weet van kunnen hebben
maar dan hadden ze dus in grote getale naar die begrotingsbehandeling moeten komen. Wij stellen
vast dat dat niet gebeurd is en ik denk dus dat wij die inspraakverordening, die hebben wij niet voor
niets en moeten wij dus simpelweg toepassen. Dat is de opvatting van de WD-fractie. Ik denk dat
wij dan ook strikt en zuiver handelen in deze. Dank u wel.
De heer DEN BRABER: De informatie die de heer Jongenelen aandraagt dat het 107.000,
moet zijn, die is voor mij nieuw. Die brief is althans bij de gemeente nog niet binnen gekomen dus
voorlopig ga ik er van uit dat het 117.000,is. Als de definitieve toekenning 107.000,is, dat
gevaar dat lopen wij altijd, dan zullen wij met u in overleg treden van welke categorie bedragen, die
lagere uitkering verrekend zou moeten worden. Ik heb uitvoerig gezegd in mijn eerste termijn al
richting de heer Huijpen waarom wij gemeend hebben het gewijzigde besluit toch naar de raad te
sturen zonder het voor een tweede keer ter inzage te leggen. Als het de wens is van de raad om
op die schrede terug te keren dan ben ik graag bereid om het alsnog ter inzage te leggen maar ik
waarschuw u dus dat wij subsidie-aanvragen voor particuliere woningverbetering daar door nog
ongeveer twee maanden op zullen moeten houden. Ik weet niet of dat verstandig is of wij daarmee
de burgers een dienst bewijzen.
De heer HUIJPEN: Mag ik even vragen, mijnheer de voorzitter, kunt u inzicht verschaffen met
betrekking tot de subsidie-aanvragen die er op dit moment liggen, wat dat betekent?
De heer DEN BRABER: Dat kan ik niet.
7