De heer HUIJPEN: Het is me nog niet helemaal duidelijk, mijnheer de voorzitter, maar het kan aan mij liggen van het waarom dat er gevraagd wordt om een werkkrediet van 1,2 miljoen terwijl ik begrepen heb uit de reactie van de wethouder dat hij denkt toe te kunnen met een bedrag van één miljoen gulden. Dat is niet helemaal duidelijk dus waarom dan die 1,2 miljoen gevraagd wordt. De heer DEN BRABER: Ik heb, als ik mezelf juist citeer, gezegd dat ik ook verwachtte dat wij die 1,2 miljoen niet voor de volle 100% nodig zullen hebben maar ik durf op dit moment geen prognose te doen of wij VA ton danwel 2 ton daarvan overhouden. Nogmaals er is nog geen berekening gemaakt van de 7% individuele aansluiting wat die gaan kosten en wat de bijbehorende verzamelcontainers c.q de beveiliging daarvan aan kosten met zich mee gaan brengen. Vandaar dat wij u vragen om de zaak door te kunnen sturen naar het provinciehuis ter goedkeuring om een werkkrediet van 1,2 miljoen gulden maar wij zullen niet meer bestellen dan wat wij definitief nodig hebben en dat bedrag zullen wij kenbaar maken voordat wij de bestelling plaatsen. De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, als het nu duidelijk is dat wij het bedrag niet nodig hebben van 1,2 miljoen dan moeten wij ons toch ook niet als raad volledig vastliggen op het bedrag van 1,2 miljoen? Ik denk dat het dan verstandig is om maar het bedrag aan te trekken van wat wij ongeveer nodig hebben en bij de inventarisatie zoals u die zelf in het vooruitzicht stelt en u komt daar nog op terug binnen de commissie waarschijnlijk of binnen de raad misschien wel. Van de overige 7% restaansluitingen daar zal ook meteen wel duidelijk zijn wat daarvan de extra kosten zijn. Ik denk dat het gewoon niet zo hoeft te zijn dat wij zo'n ruim werkkrediet nu vaststellen met alle middelen die wij daarop voor ons zelf weer claimen. Ik denk dat wij wat dat betreft beter kunnen beperken. Ja weet je wat het is, straks krijg je het probleem van wat doen we met zo'n krediet, afboeken of boeken wij het over naar iets anders. Ik heb al vele constructies meegemaakt in mijn loopbaan als gemeenteraadslid. Ik denk dat wij in een periode zitten waarin wij niet zo ruim in de middelen zitten, dan moeten wij ook maar proberen ons niet zo'n ruime jas aan te meten. Dat is mijn idee erover. Misschien dat de wethouder daarin toch nog aanleiding ziet om het bedrag bijvoorbeeld dan te beperken tot een miljoen. De heer HERMES: Dank u wel, voorzitter. Gezien het feit dat wij in feite al jarenlang met werkkre- dieten werken die bijna altijd, ik mag eigenlijk wel zeggen altijd, het bedrag wat uiteindelijk nodig is overschrijd zullen wij in dit geval ook probleem maken. Er is toegezegd daarstraks wanneer de bestelling definitief geplaatst kan worden ook het definitieve bedrag gevraagd zal worden en dat is onvoldoende om in ieder geval met die 1,2 miljoen in te stemmen. Ik wil niet zeggen dat het natuurlijk een vrijbrief want daar ben ik het wel eens met de vorige sprekers dat het een vrijbrief kan zijn om 1,2 miljoen te gaan besteden want zo werkt het niet. De heer VAN HOEK: Ja, voorzitter, ik vind toch ook, wij kunnen wel akkoord gaan met het krediet van 1,2 miljoen maar dan moet het wel wanneer het dus inderdaad zoals de wethouder toezegt, wanneer echter blijkt dat er een minder bedrag nodig is dan moet hier dus ook in de gaten, het minder worden vastgesteld. Dan moet het krediet op dat moment ingeperkt worden tot dat mindere bedrag en met die toezegging kunnen wij akkoord gaan. De VOORZITTER: Uitgaande van dat het de basis van een kostendekkend tarief zou moeten zijn. Dan zul je op een gegeven moment tot een bepaalde uitgave moeten komen en dan is het werkkrediet 1,2 miljoen. Als dan blijkt minder nodig te zijn dan zeg ik dan als gedeputeerde financiën, als portefeuillehouder van financiën, als dat minder nodig blijkt te zijn dan zal dat natuurlijk verwerkt worden. U wordt goed, dat heeft ook wethouder Den Braber gezegd, goed met u in overleg op het moment dat de uitgaven gedaan gaan worden. Wellicht nog een toezegging, nog een nader antwoord van wethouder Den Braber. De heer DEN BRABER: De heer Van Oosterhout vroeg van wat doen wij daar nu mee als het bedrag te hoog is. Daar doen wij op zich niets mee. Wij zetten het juiste bedrag, maar dat gebeurt altijd, de exacte kosten komen in staat C te staan waar de kapitaallasten uitgerekend worden. Niet de kredieten die u uittrekt maar wat wij moeten betalen uiteindelijk dat is die vindt u altijd terug in de lijst van investeringen waar wij op afschrijven en waar wij rente over betalen. Het probleem waar 7

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1993 | | pagina 19