toezegging onzerzijds dat wij op het moment dat het ook nodig is - u kent de procedure - dat wij
daar tijdig en op een goede wijze met u over zullen terugkoppelen. Het proces is nu eigenlijk pas
gestart. Ik wou even één ding apart nemen en dat is de wijze van laten wij zeggen de stijl en de
sfeer die uit deze nota spreekt. Dat is enerzijds duidelijk vastleggen wat de noodzaken en de
uitgangspunten zijn ten behoeve van de bevolking van Oudenbosch en haar omgeving, dat wij op
basis daarvan verder gaan wat daar dan de ruimtelijke consequenties zouden moeten zijn. Dat is
de benadering geweest, dat hebben wij onderbouwd, dat hoef ik niet te herhalen, u heeft het zelf
ook gelezen en geaccordeerd. Wij hebben ook geluisterd naar uw opmerkingen in het werkoverleg
wat wij met elkaar hadden en ook onze eigen opvatting gemeend om, en dat sluit aan bij de
opmerking die ook de heer Van Oosterhout plaatste en ook eigenlijk de heer Van Hoek, om daar
niet veel verder in te gaan dan alleen maar aan te geven van dit zijn de noodzaken. Dat betekent
dat je tot een gemeente van minimaal 24.000 inwoners moet komen en dan kun je daar natuurlijk
allerlei uitwerkingsvarianten op bedenken. Wij kennen allemaal de regio goed genoeg om te weten
welke mogelijkheden er dan zijn maar die mogelijkheden zijn zo divers en die zijn niet alleen door
ons te bepalen. Van vele kanten worden dit soort notities gemaakt. Onlangs ook gemeente
Rucphen die zich qua uitgangspunt op dezelfde manier opstelde als wij maar meteen daarop
invulling van lokaties aangaf. Het geeft er mee aan dat er dus van alle kanten aan getrokken kan
worden en uiteindelijk het niet aan ons is om daar een definitief oordeel in te vellen. Wij vinden dat
het de verantwoordelijkheid is als GS en de Staten onze uitgangspunten overnemen om de invulling
daarvan door hen te laten doen. Het speelt ook mee dat er zal naar onze smaak zeker iets
gebeuren in dit gebied en dan zul je op het moment dat daar de beslissingen over vallen niet vanuit
diepgegraven loopgraven weer met elkaar in gesprek moeten raken maar moet je dat op een zo'n
open mogelijke manier al vantevoren kunnen doen. Dan vinden wij, en dat heb ik ook geproefd uit
het laatste werkoverleg met u, dat je dat beter kan doen vanuit een wat neutralere startpositie wel
aangegeven hebbend wat je argumenten zijn om te komen tot een bepaalde omvang in deze regio
zonder dat je daar te nadrukkelijk claims ligt. Sommigen van u hebben het woord genoemd landje
pik en landje-kaap, het is een leuk gezelschapsspel toen wij allemaal jong waren maar laten wij
daar nu niet aan meedoen. Dat is ook de verantwoordelijkheid van de provincie en in uiterste
instantie de Tweede Kamer. Dus ook nog even in de richting van de heer Van Hoek, een andere
opmerking die hier staat zoals het geformuleerd is dat is nadrukkelijk ook in de nota gezet.
Realiseer je wel ook inwoners en gemeentebestuur van Oudenbosch dat het betekent dat er een
nieuwe gemeente gevormd gaat worden. Er gaat niet een laten wij zeggen groter Oudenbosch
komen, er komt gewoon een nieuwe gemeente met - afhankelijk van de effecten en de resultaten -
min of meer vergelijkbare kernen qua omvang qua grootte. Dat is een heel ander verhaal dan wat
wij om ons heen horen van gemeente X wil zonodig Y of Z erbij hebben. Wij moeten ons realiseren
dat wij over een andere situatie spreken en dat is niet alleen bedoeld in sympathie ten opzichte van
andere gemeenten die wellicht in aanmerking komen om samengevoegd te worden in een nieuwe
gemeente. Het is ook feitelijk juist en ik heb begrepen dat u zich dat als raad ook realiseert. Het
betekent ook een stukje inleveren van eigen bevoegdheden van specifieke bevoegdheden voor de
kern Oudenbosch die dan straks waarschijnlijk in een groter geheel opgenomen zal worden. Ik heb
ook geproefd dat dat zo beleefd wordt dat dat ten gunste is ook van Oudenbosch zelf, de huidige
kern van Oudenbosch, en ook ten gunste van de omwonenden. Dan kom ik ook op het element van
de centrum-functie die Oudenbosch heeft, de subregio-functie laat ik het zo formuleren. De heer
Van Hoek zegt dat dat in deze nota eigenlijk onvoldoende benadrukt is. Wellicht heeft u daar gelijk
in. Ik wou er wel op wijzen dat in de eerste nota dat dat veel uitvoeriger is beschreven en de
opmerking was daar zo dat er in het open overleg wij beide stukken onder de armen hebben en
daar is ook door anderen aan gerefereerd dat wij dat soort elementen in het overleg zelf nog eens
wat nadrukkelijker over het voetlicht brengen want wat hier op papier staat hoeven wij eigenlijk niet
voor te lezen. Het geeft ons juist de gelegenheid om toch weer eens wat extra accent te leggen en
wij zullen dat dan ook zeker meenemen. De opmerking die op bladzijde 8 staat die moeten wij laten
schrappen, dat is een omissie van de tekstverwerking, die zal er uit gaan. Ik denk dat ik op
hoofdpunten uw inbreng daarmee heb beantwoord op één punt na in de richting van de heer Van
Oosterhout. Neem mee in het overleg, zo vertaal ik het maar even vrij, dat als wij spreken over
oriëntatie op proeven dat is redelijk onderbouwd als ik het zo maar even vertaal, nu uitgaan van
een minimum omvang van 24.000 dus dat je automatisch komt te spreken over gemeenten of
lokaties die er om heen liggen dat je daar wat verder uitdiept dat het niet alleen puur om een
27