De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, in het ontwerp-besluit daar staat onder vijf het vast recht voor de rioolrechten en dat is een onderdeel dat in het ontwerp-besluit heel nadrukkelijk staat omschreven wat hier vanavond besloten wordt. Dat is puntsgewijs weergegeven en tegen onderdeel vijf van het ontwerp-besluit zoals die daar weergegeven, het handhaven van het rioolrecht voor zakelijk recht De VOORZITTER: Daar bent u tegen? De heer WIJNEN: conform wat het pré-advies De heer HERMES: U kunt daar twintig minuten of een half uur over praten, mijnheer Wijnen, het besluit om een tarief voor gebruikers in te stellen dat is in november genomen bij de algemene beschouwingen. De heer VAN OOSTERHOUT: Mag ik vaststellen dat als, los van de opmerking van de heer Hermes want dat is natuurlijk ook waar, maar als nu in het ontwerp-besluit opgenomen is dat het tarief van 100,gevraagd wordt, dat het onderdeel is van dit besluit, dat het toch niet mogelijk is, of ik moet het helemaal verkeerd hebben, dat je zegt van wij zijn voor het besluit maar dan komt er een aantal opmerkingen overwegingen tegen één onderdeel ervan. U bent voor of tegen. Mijnheer Huijpen heeft het naar mijn gevoel correct gezegd, ik ben accoord maar je moet wel rekening houden met mijn opmerking die ik heb gemaakt met betrekking tot de financiering. Voor mij is het niet reëel tegen het hele voorstel nee te zeggen want De VOORZITTER: Maar dat was toch Ik wou dat nu toch proberen af te ronden. Ik neem aan dat de heer Bastiaansen het zo formuleert dat zij accoord gaan met het voorstel maar dat zij het onderdeel vijf, dat zij daar geacht worden op dat onderdeel niet accoord te kunnen gaan. Zo ligt het in alle simpelheid. Het is hun besluit. Met inachtneming van de stemverklaringen wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De VOORZITTER schorst de vergadering voor een koffiepauze. Na de schorsing stelt de VOORZITTER aan de orde: 12. Voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Bosschendijk". De VOORZITTER: Ik wou voordat wij aan dit voorstel beginnen even een kleine opmerking vooraf maken. Er is u toegezonden een brief gedateerd 24 maart namens het college, door de snelheid kon dat niet door het college ondertekend worden, maar de strekking is van het college uit en ook wethouder Den Braber heeft nog een kleine opmerking vooraf. De heer DEN BRABER: Ja voor alle duidelijkheid, die brief die nagezonden is heeft dus betrekking op de verhoging van het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor een deel van het noorde lijkste stuk van de middelste kavel waar dat het smalst is ter hoogte van het verkeersplein dat er komt. Ten tweede, dat is een aanvulling op de tekst in het pré-advies. Daar wordt op bladzijde twee onderaan bij het vierde sterretje melding gemaakt van de uitgangspunten, die zoals die opgesteld werden tijdens de presentatie op 15 februari 1990. Daar moet ik bij opmerken dat het tweede sterretje waar sprake is van het toestaan van een bouwhoogte, dat is een goothoogte van niet meer dan 5'/2 meter, dat dat toen al niet betrekking had en ik in het voorstel nu niet betrekking heeft op de uiterste noordoostelijke kavel. Daarvan is destijds afgesproken dat daar een vestiging van een PNEM-achtig gebouw toegestaan zou worden. De VOORZITTER: Heeft u behoefte, na deze toelichting, om hier nog vragen of opmerkingen over te plaatsen? 19

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 89