doorvertaald worden naar de burgers toe. Wij zijn van mening dat er andere mogelijkheden zijn. Het zijn keuzes. Het college heeft ook een keuze gemaakt en ik ben ervan overtuigd dat wanneer de varianten die wij dus opbrengen dat die in ieder geval een bijdrage leveren tot reduceren van de lasten van de burgers, zondermeer. Ik heb dat verder nog niet doorgerekend want ik begrijp dat dus in het kader van de besprekingen van de voorjaarsnota dat de tarieven dan verder aan de orde komen, dus wat betreft kunnen we dan op dat moment de voorstellen zoals ik ze nu in grote lijnen dus ter berde breng, kunnen we dan verder verwoorden. De heer BASTIAANSEN: Ja, voorzitter. De uitleg die wethouder Den Braber geeft aan de eigenaarsbijdrage daar hebben wij dan een erg groot verschil van mening mee want die uitleg die hij geeft die kan ik echt niet delen. Als ik dan naga bij de algemene beschouwingen daar is dan toch geuit dat de vervuiler zou betalen. Als ik dan zo hoor hoe dat dan de samenstelling van de kosten is dan vermoed ik dat het zomaar een loze kreet geweest is. Ik neem aan dat de vervuiler die de riolen belast dat die ook op moet komen voor de lasten want riolen en beheer betreft. Verder heb ik nog geen antwoord gekregen ten aanzien van de bedrijven die water betrekken van de waterleiding maar niet lozen op de riolering dus in feite gaat het eigenlijk in deze om het rioolge- bruik. Dat was het, mijnheer de voorzitter. De heer HERMES: Ja dank u wel, voorzitter. Ik heb wethouder Den Braber in z'n beantwoording daarnet horen vertellen dat voor wat betreft de bergbezinkbassins, de bbb's zoals hij ze noemt, wel meegenomen zijn aan de inkomstenkant echter niet aan de uitgavenkant. Mijn vraag is nu of dat er nog van invloed is op de hoogte van de tarieven danwel op het zogenoemde overschot van drie ton. De heer VAN OOSTERHOUT: Dank u wel, voorzitter. Ik heb in eerste vergeten inderdaad op die bergbezinkbassins in te gaan. Ik heb daar in de commissie voor gepleit om er die buiten te houden. Ik ben overigens nu gezien het onderzoek wat door B&W is ingesteld veel gelukkiger met de oplossing die gevonden is namelijk om ze wel in te houden zodat we in ieder geval een bespreek- basis houden met de andere overheden en c.q. zorgers voor het milieu en dat we tegelijkertijd bepalen dat we er pas toe besluiten wanneer dat ook echt aan de orde is dus laten we zeggen het realiseringsbesluit nog later komt. Ik vind het heel plezierig dat die oplossing is gevonden met name omdat ik het ook van strategisch waarde vond om die bergbezinkbassins er uit te halen in plaats van dat maar gewoon als zoete koek te slikken. Dat is één opmerking. De tweede opmerking. Ja met betrekking tot mijn verhaal over die 300.000,—. Ik ben daar zo duidelijk in geweest omdat ik en ik weet dat ik zit helemaal in de lijn van het voorstel van B&W maar ik ben daar zo duidelijk in geweest omdat ik ook nadrukkelijk die 300.000,— expliciet wil houden, ook bij de voorjaarsnota. Het mag niet zo zijn dat ook maar één gulden van die drie ton nu ergens in verdwijnt. Ik wil ze expliciet boven water houden ter besluit. De VOORZITTER: Ter interruptie of nadere verduidelijking. U wilt dus dat het bedrag apart vermeld komt te staan zodat er over de besteding van dat bedrag gesproken kan worden. U wilt het dus niet integraal mee afwegen in de totaliteit van de voorjaarsnota? De heer VAN OOSTERHOUT: U heeft mij goed begrepen. De heer HUIJPEN: Kunt u een tipje van de sluier oplichten, mijnheer Van Oosterhout? De heer VAN OOSTERHOUT: Nee want zoals u de volgende bijeenkomst over de voorjaarsnota gaat praten over de tarieven en dan met uw voorstel zult komen, zullen wij dat ook doen. Ik heb wel een tipje van de sluier, meer van de sluier opgelicht dan u. Ik heb al een aantal redenen gegeven waarom ik vind dat dus deze financieringswijze gewoon een correcte is en past in de ideeën die wij daarover hebben. Met andere woorden, wij hebben nu al aangegeven dat wij dus, gegeven de kostendekking, 300.000,inderdaad willen gebruiken als dekkingsmateriaal zoals dat moet. De heer HUIJPEN: Mag ik daar even op reageren? Nou voorzitter, ik vind dat u dan toch minder goed geluisterd hebt, mijnheer Van Oosterhout, want wij hebben aan de orde gesteld de verfij— 16

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 86