de bevolking. De opmerking van de heer Van Oosterhout dat onze riolering er goed voorstaat is terecht, dat is een meevaller want er waren in het verleden nog wat andere geluiden maar de inspectie die door het adviesbureau is uitgevoerd heeft uitgewezen dat die inderdaad van een goede kwaliteit is en dat er zeker geen sprake is van achterstallig onderhoud. Een lang betoog van de heer Van Oosterhout over het overschot van drie ton dat we vanaf 1993 door de gesloten financiering van de riolering gaat ontstaan, leidt ertoe dat hij uitkomt bij het voorstel van B&W om dat in de voorjaarsnota verder behoort te discussiëren. Ik denk dat ik daar dus voorzitter, op dit moment aan voorbij kan gaan. De heer Bastiaansen zegt namens zijn fractie dat hij niet accoord kan gaan met het tarief dat in rekening gebracht gaat worden bij de eigenaren en zeggen van ja die eigenaren die betalen drie keer. Ik denk toch dat hij drie keer voor iets verschillends betaalt. Waar wij hier de eigenaren op aanspreken, waar de raad besloten heeft inmiddels al voor die 100,bij vaststelling van rioolrecht 1992 in het vorig najaar, dat gaat om z'n bijdrage in de renovatie en het onderhoud van de riolering. In de grondprijs dan betaalt hij voor de investering die verricht wordt om zijn woonhuis aan te sluiten op het rioolstelsel en via de OGB betaalt hij net als alle andere Oudenbosschenaren naar waarde van zijn onroerendgoed voor het deel hebben van allerlei voorzieningen in Oudenbosch. Een deel van die algemene omdat die algemene uitkeringen van het rijk ten ene maal onvoldoende is om daarmee uit de voeten te kunnen. Ja de discussie over de rioolbelasting weer uit de OGB te lichten die is in ABZ vorig najaar al gevoerd. Ik heb begrepen dat die niet tot een werking van het beleid op dat punt heeft geleid. Wat dat betreft is het dus min of meer een herhaling van zetten. Het pleidooi van de heer Bastiaansen om het rioolrecht te baseren op waterverbruik zit eraan te komen. Gezien de adviezen van de commissie dat het CDA wat dat betreft op z'n wenken bediend zal worden, in welke mate en hoe die differentiatie gestalte zal moeten krijgen is nog onderwerp van nadere discussie die ten tijde van de voorjaarsnota en wellicht daarna nog, die wij met elkaar moeten gaan voeren. De heer Wijnen had ook opmerkingen over de bbb's. Ik hoop dat ik hem duidelijk heb gemaakt dat de we hem als voornemen in ieder geval nu in het plan moeten laten zitten. Dat wij met de mensen die die randvoorzieningen van ons eisen wel om de tafel moeten gaan zitten om te kijken of het niet wat goedkoper en wat eenvoudiger en wellicht ook wat gefaseerder kan maar als voornemen moet je het wel meenemen want ander word je teruggestuurd omdat het een onaf plan is. Ik denk ook dat het verstandig is om eerst maar onze eigen overstorten precies in beeld te brengen, welke risico's met welke frequentie dat die overstor- ting geactiveerd worden en dat kun je beslagen ten ijs aan tafel gaan zitten bij de ANWB en bij de provincie. Dan de opmerking van de heer Wijnen over de verfijningsuitkeringen. Ik denk dat die past in de opmerkingen van de heer Van Oosterhout over drie ton over wel of niet. Als je die verfijnings uitkering mee zou nemen voor de rioolrechten, is het overschot dat de heer Van Oosterhout terecht constateert meteen alweer opgeserveerd. Ik denk dat we die discussie daarover met elkaar moeten hebben ten tijde van de voorjaarsnota. Ik dacht, voorzitter, dat ik daarmee de opmerkingen zo'n beetje allemaal gehad had. De VOORZITTER: Een kleine hele korte aanvulling mijnerzijds, maar eigenlijk niet echt nodig om u een idee te geven, het staat in het stuk verwoorde argumenten om de verfijningsuitkering te laten zitten waar die zit als ik het zo even mag noemen. We hebben wel even eruit gelicht over welke orde van grootte wij praten. Hetzelfde ook wat toen het verzoek was om eens te kijken wat of de effecten van het bergbezinkbassin zouden zijn. Ik heb er verder weinig aan toe te voegen en ik neem aan dat u op onderdelen wellicht behoefte heeft aan een tweede termijn waarbij ik nog even onder uw aandacht wil brengen dat een aantal standpunten op zich natuurlijk al weieens eerder zijn uitgewisseld en toen met kracht van argumenten door het college verdedigt en leidde tot dit stuk. Wellicht heeft u in tweede termijn nog iets nieuws. De heer HUIJPEN: Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie vraagt ook hoe te houden met het principe van bepaalde rioleringen en dat heeft dan betrekking op het feit op die verfijningsuitkering enerzijds en anderzijds op de 3V2 ton die in de OGB zit en vervolgens de ruimte die er dus op de algemene dienst zo staat van 300.000,Daarnaast is het mogelijk dat bijvoorbeeld dus de voeding van een reserve ingezet zou kunnen worden zonder dat dus de reserve aangetast plus z'n rentebij schrijving. Ik denk daarbij aan het fonds "grote werken", de bovenwijkse voorzieningen, dus ook die mogelijkheid is er. Probleem waar dus mijn fractie mee zit dat is dat zeg maar in grote lijnen het totaal van de lasten van de realisering van het rioolbeheerplan dat die lijnrecht in directe lijn dus 15

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 85