op de dodenherdenking van vorig jaar. Wij vonden dat nou niet zo'n elegante bijeenkomst en onze
vraag is wat is het programma voor dit jaar en zou dit eventueel terug in ABZ besproken kunnen
worden dan.
De VOORZITTER: Het programma van dit jaar is op dit moment nog niet 100% rond. Ik heb zelf en
ook vanuit het college gesprekken gevoerd, de eerste aanlopende gesprekken met het comité die
zich daar met name mee bezig houdt, daar een aantal gedachten neergelegd, wij zijn daar nog
mee bezig. De reden dat het vorig jaar wat moeizaam misschien op onderdelen liep was omdat er
op hetzelfde tijdstip ook een kerkdienst plaatsvond waardoor de organisatie van beiden misschien
enigszins spaeik liep. Dat is dit jaar niet het geval en wij zullen zorgen en ons uiterste best doen dat
er een herdenking zal komen die de gebeurtenis waardig is. Ik heb er geen bezwaar tegen om u
daar op hoofdlijnen in de commissie ABZ even over te informeren, dat zeg ik u hierbij toe.
De heer JONGENELEN: Dank u wel, voorzitter. Aangaande punt 7 van het dagelijks bestuur van
het Streekgewest, mijnheer de voorzitter. De brief aan het Streekgewest betreffende kadernota
1992 roept bij de CDA-fractie toch nog wat vragen op. Daar waar u stelt dat de stelling van het
Streekgewest dat de discussie over taken en taakstellingen in het Streekgewest in de gemeente
raad gevoerd moet worden haaks staat op de voorstellen van het Streekgewest met betrekking tot
het resultaat van de zogenaamde 5 en 10%-operatie. Gelet op de discussie van het Streekgewest
zou als Oudenbosch een substantieel bezuinigingsvoorstel wil, zal deze raad compleet aan moeten
geven op welke terreinen binnen het takenpakket gesneden moet worden. De onduidelijkheid die er
voor ons is, vinden wij dat u misschien toch nog eens goed na moet denken of dat wij wel op deze
manier die brief moeten versturen en het is misschien nog eens een goede zaak om eerst met de
leden van het Streekgewest te discussiëren of te bekijken op welke terreinen dat er bezuinigd zou
moeten worden. Dank u wel.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ik wel even stilstaan, voorzitter, bij ingekomen stuk onder 03. Daar
gaat het om het besluit van burgemeester en wethouders, d.d. 18.02.1992 waarbij de heer C.J.M.
Wijnen niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht tegen de uitvoering van de inspraakverorde
ning in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan "Basiliek en omgeving". Voorzitter, ik
acht de heer Wijnen een zeer gewaardeerd en kundig raadslid. Daar wil ik alvast mee starten, dat
wil ik onderstrepen. Dat de heer Wijnen in de raadsvergadering enige tijd geleden niet het gelijk
aan zijn kant kreeg waar het dit onderwerp betrof en ook de inhoudelijke kant van dit onderwerp
betrof, is er voor hem blijkbaar aanleiding geweest om daarna formeel als burger een klacht in te
dienen bij deze zelfde raad op dit onderdeel betreffende de inspraakverordening. Elders, bij de
Raad van State, heeft hij ook een Arob-procedure aangespannen ook tegen de besluitvorming die
op dit punt in deze raad heeft plaatsgevonden. Voorzitter, wij betreuren dat. Ook al is er als je de
spelregels van de democratie letterlijk volgt juridisch geen spel tussen te krijgen. Toch raakt door
zo'n handelwijze de democratie verstikt in zijn eigen regels en met name door de toepassing die er
in dit geval door de heer Wijnen aan gegeven wordt. Politici hebben weieens de mond vol over
betrokkenheid, betrokkenheid van burgers. Maar hoe maak je nu die burgers duidelijk dat binnen
het politieke bestuur ook sprake is van fair-play. Fair-play waarbij bestuurders na een debat,
democratisch debat, elkaar de hand geven om de besluitvorming laten we maar zeggen te
beklinken. Dat is soms voor de één omdat hij z'n gelijk heeft gekregen en een ander omdat hij z'n
ongelijk erkende of omdat beiden genoegen nemen met de besluitvorming zoals die op democra
tische wijze tot stand is gekomen. Voor zo'n handelwijze draag je denk ik aan die duidelijkheid bij
de burger niet bij. Om die reden betreuren wij die handelwijze en mutatis mutandis geldt dat dan
ook voor de Arob-procedure, het Arob-bezwaar dat tegen dit besluit is ingesteld. Ook hier kan de
heer Wijnen zich blijkbaar moeilijk neerleggen bij de democratische besluitvorming en wordt de
uitvoering daarvan voorlopig, je zou kunnen zeggen bijna vanuit eigen gelederen, gefrustreerd.
Geen goede zaak, mijnheer de voorzitter, waarvoor ik uw aandacht vraag. Overigens ben ik het
eens met uw vaststelling dat het hier moet gaan om een niet-ontvankelijkheidsverklaring van deze
klacht. Dat heb ik namens mijn fractie bij agendapunt 3 aan u en deze raad te melden. Dat is bij
ingekomen stuk nummer 3. Voorzitter ik heb ook vastgesteld dat onze begroting 1992 is goedge
keurd bij ingekomen stuk nummer 5, dat doet deugd. Ik heb ook begrepen dat de wijziging die daar
in laatste instantie, met name na enig debat in deze raad, tot stand is gekomen dat die door GS
2