miljoen dan is het zo dat wij toch van mening zijn en daarom zou die analyse van mijnheer Van Oosterhout daar zo prachtig inpassen, dat er toch sprake moet zijn van structurele overschrijdingen. We vinden het toch belangrijk om die toch eens zeg maar concreet in beeld te brengen en daar het beleid op af te stemmen. Wat ik ook eerder vernomen heb dat is, en u noemt het nu een financieel beleidsplan dacht ik of zijn dat de woorden van mijnheer Van Oosterhout, in het licht van de opmerking van wethouder Van Overveld misschien. Met betrekking tot het financiële beleidsplan is het feitelijk op zich natuurlijk zo dat naar onze opvatting dat financiële beleidsplan er toch voor een groot gedeelte ligt want er ligt dus een begroting en daarnaast een meerjarenperspectief en er zijn toch een aantal zaken in verwerkt waarvan je zegt van nou zo gaat dat in de toekomst zich ontwikkelen. Misschien dat u daar verder een toelichting op kan geven en wij wachten dat met belangstelling af. Uw reactie was bevredigend, mijnheer de voorzitter, maar desalniettemin kijken wij belangstellend uit naar de resultaten dus van de ingrepen die u pleegt. We zien uit naar de toekomst en met name dus naar de rekening 1991 want u zegt zelf in uw pre-advies dat het in de toekomst dat die tekorten die zullen niet meer of veel minder voorkomen dus wat dat betreft kijken we uit naar de toekomst. Dank u zeer. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter. U heeft gezegd in 1992 daar zullen we bewijzen van de in gang gezette werkwijze. Ik vraag me af op welke wijze hebben die wijze dan betrekking op 1992 want in 1991 is het uitgaven- en inkomstenpatroon al min of meer vastgelegd dus wat dat betreft zit er niets anders meer op. Gaat u nog proberen om voor 1991 ook aan te geven wat de doelmatigheid is zoals artikel 30 voorschrijft van de uitgaven, wat is er mee bereikt en, want dat heb ik in uw antwoord ook niet zo duidelijk bemerkt welke inspanning dat u daarvoor wilt gaan doen want nu hebben we altijd de inspanning van de rekening moet klaar en als we daar maar zijn dan sturen we het naar de raad en hopen dat het goed is. Eigenlijk moet er dan nog meer gebeuren en dat is niet alleen het verstrekken van de cijfers maar ook het analyseren, zoals mijnheer Van Oosterhout en mijnheer Huijpen al zeiden, van hoe is onze financiële situatie maar wat hebben we nu eigenlijk bereikt met het uitgeven van het geld want dat is natuurlijk ook een hele belangrijke vraag. Daar heb ik van uw kant nog geen duidelijk antwoord op gekregen. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, voorzitter, nog even kort terugkomend op uw antwoord naar aanleiding van mijn eerste termijn. U zei van ja, wat bedoelt u nu eigenlijk met analyse van financiële positie? We hebben op ons laten inwerken, zij dit tekort en de aanslag die dat doet op de voorzieningen en wat bedoelt u nu verder? Nou, ik bedoel eigenlijk verder dat ik de resultaten van dat inwerken, de conclusies die het college er dan aan verbonden heeft, dat die eigenlijk in zo'n stuk thuishoren. Die conclusies van het inwerken die horen erbij vooral omdat dat, dat is al meerdere malen gezegd, er twee keer achter elkaar een fors tekort verschijnt. Dan denk ik dat het tijd wordt dat je conclusies trekt. We kunnen toch niet volstaan met het bijna voor kennisgeving aannemen van het feit dat we een tekort hebben van 1.150.000,en dan weet ik wel er komt wellicht wel een financieel plan maar het gaat erom welke conclusies trekken we hier nu uit. Ik denk dat daar gewoon van de zijde van het college een voorzet van verwacht mag worden en daarom zei ik straks dit voorstel is omgekeerd evenredig aan de grote van het tekort. De VOORZITTER: Dezelfde vraag die mijnheer Van Oosterhout stelde komt ook eigenlijk van mijnheer Huijpen over de analyse van de financiële positie plus daaraan gekoppeld een analyse van laten we zeggen structurele overschrijdingen want dat heeft er natuurlijk alles mee te maken. U zult zich herinneren dat toen de begroting 1992 aan u werd aangenomen dat een van de randvoor waarden al was, en dat is de conclusie die hier misschien niet in dit stuk is terug te vinden dat nu op de agenda staat, maar toen is één van de randvoorwaarden geworden een sluitende begroting zonder aantasting van de reserves. Dan dank ik u zeer voor die ondersteuning van het beleid wat ook deze portefeuillehouder graag in zal willen zetten. De heer VAN OOSTERHOUT: sorry dat die het niet doet dan. De VOORZITTER: Goed, dat is een taxatieverschil die ik graag aan u overlaat. 11

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 54