De VOORZITTER: Gehoord deze discussie, met de toezegging dat daarover in de commissie uitvoerig over gesproken gaat worden, neem ik aan dat het verstandiger is om nu de brief op zich voor kennisgeving aan te nemen en de beantwoording ervan, zoals die ook is De heer VAN AGTMAAL: De VOORZITTER: Nee, laat u mij even mijn formulering proberen af te maken om nu in dit stadium brief nummer 9 voor kennisgeving aan te nemen, met de nadrukkelijke toezegging die door de wethouder is gedaan dat de afwikkeling ervan in de commissie besproken zal worden. De heer VAN AGTMAAL: Daar mag ik uit concluderen dat de brief dus niet verzonden wordt? De VOORZITTER: De ingekomen brief voor kennisgeving aan te nemen. Ik heb het niet over het tweede gedeelte want dat is, gehoord de discussie, geheel afhankelijk van hoe u daar straks tegenover staat. De heer VAN OVERVELD: Maar dan stuurt u mij wel de onderhandelingstafel op met lucht. De heer VAN AGTMAAL: Wij hebben zoveel vertrouwen in u, mijnheer de wethouder, dat wij denken dat u dat best aan kan. De heer VAN OVERVELD: Ik ben trots op uw vertrouwen, maar in dit geval De VOORZITTER: Aldus besloten ten aanzien van dit punt. Ik wens de wethouder daarmee sterkte maar vooral gesteund door het vertrouwen. Wethouder Den Braber ten aanzien van de opmerking van mijnheer Jongenelen bij brief nummer 8. De heer DEN BRABER: De brief van de bewoners van de Bosschendijk, voorzitter, is een reactie van die bewoners op een brief die de gemeenteraad een maand of twee geleden heeft doen uitgaan. Ik heb in de commissie VIM al gezegd dat er sindsdien zich geen nieuwe feiten voorge daan hebben. We hebben in onze eerste brief al gereageerd in de zin dat de ontwikkeling eraan zit te komen rondom de Bosschendijk maar dat daarbij het wachten is op 1993, het jaar waarin wij vrijelijk kunnen beschikken over de Bosschendijk, om daar maatregelen te treffen. Het is nu nog een provinciale weg. Er hebben zich geen nieuwe feiten voorgedaan. Op zich melden de bewoners van de Bosschendijk ook geen nieuwe feiten want het is bijna een kopie van hun eerste schrijven, waarop de gemeenteraad dus inmiddels gereageerd heeft, en ik denk dat we met elkaar die briefwisselingen niet in stand moeten houden om met elkaar te corresponderen. Ik denk dat men door ons goed genoeg geïnformeerd is en dat wij pas weer naar hun toe moeten reageren wanneer wij concrete maatregelen voor ogen hebben. Ik heb toegezegd in de commissie VIM, naar aanleiding van de vraag van de heer Huijpen daarover, dat wij in het tweede deel van dit jaar al zullen starten met een voorbereiding van die maatregelen. Ik stel dus voor om daar even op te wachten. De heer JONGENELEN: Voorzitter, misschien zou het dan toch goed zijn om die briefwisseling op een of andere manier te kunnen stoppen door toch een reactie daarop te geven op die brief en toch die mededelingen te doen naar de bewoners toe hetgeen wat u zojuist zei en dan zijn ze daar denk ik wel meer mee tevreden als dat alles op de lange baan geschoven wordt, dan hebben ze misschien een aanknopingspunt. De heer DEN BRABER: Ja, ik heb er geen enkel bezwaar tegen om nog eens te laten weten dat we er druk mee bezig zijn, maar meer heb ik op dit moment niet te melden. De VOORZITTER: Dat zullen we op die manier dan doen. Dan blijft er nog een vraag over van de heer Van Oosterhout naar aanleiding van brief nummer 10. Ik ben het op zich met u eens dat het de moeite waard is om daar in de commissie verder over te spreken en ook mede gezien de 5

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 48