geweest om toch voor die vrij forse belangstelling in het kader van de vergrijzing van de maat schappij, om daar een forse investering in te plegen. Dat is nog even een toelichting op het een en ander, mijnheer de voorzitter. Ik wou dat graag nog even gedaan hebben. De standpunten zijn uitgewisseld en we nemen daar kennis van. Wij zullen het meerderheidsbesluit van de raad respecteren, laat dat duidelijk zijn waarbij wij ons steeds het recht voorbehouden om toch te zeggen wat we ervan vinden want zo functioneert de democratie, dacht ik. Dank u zeer. De VOORZITTER: Dat laatste, kan het niet anders zijn uit het diepst van mijn hart, daarmee eens te zijn. De heer VAN OOSTERHOUT: Voorzitter, ik wil ook nog een enkele opmerking maken alhoewel ik niet in detail zal treden want vanuit mijn fractie is de wens te kennen gegeven om vanavond over grote lijnen te praten. We hebben 3VS> jaar lang over details gesproken en over allerhande zaken die ons scheidden en bonden. Ik wil over de grote lijn praten en daar wil ik het bij houden. Ik wil in ieder geval zeggen dat er in ieder geval twee zorgen zijn die nog even de aandacht verdienen. De inspraakprocedure in zijn geheel. Ik denk dat het juist is om te stellen dat de inspraakprocedure formeel gewoon juist is verlopen als dat daar een schoonheidsfoutje aan zat, wat betreft het blijven liggen van dat pakket bij de PTT. Naar onze mening is dat juist verlopen en het is terecht, zoals ook de heer Den Braber zegt dat wat betreft de resterende bezwaren er nog een volledig nieuwe kans komt. In dat opzicht vinden we dat we aan de zorg tegemoet zijn gekomen en dat geen belemmering is om vanavond het plan vast te stellen. Ik denk dat dat één belangrijke zorg is. De tweede belangrijke zorg is dat wij na zoveel voorbereiding proberen om een knoop door te haken. De heer Huijpen zegt van ja dat weerhoudt mij er niet van om te zeggen wat ik ervan vind. Dat is geheel terecht. Ik denk dat we zo met elkaar moeten omgaan. We moeten een knoop doorhakken vanavond en vervolgens proberen om de handen in een te slaan om aan dit plan een voortvarende uitwerking te geven opdat we, laten we zeggen in de komende jaren in ieder geval de vruchten daarvan volledig kunnen plukken. Ik denk dat dat moment is aangebroken dat we dus uit de startblokken moeten. Daar wilde ik het even bij laten. Dank u wel. De heer WIJNEN: Ja, meneer de voorzitter. Dank u wel voor de beantwoording. Wat weliswaar wat onvolledig is, is mijn wel duidelijk geworden hoe in deze raad over de toepassing van de inspraak verordening wordt gedacht. Er wordt gewoon gezegd we gaan op dezelfde voet verder. Was het maar waar, mijnheer de voorzitter. Ik heb onlangs gehoord dat bij de totstandkoming van dit gemeentehuis, de drie alternatieven aan de bevolking zijn gepresenteerd en dat die daarover de gelegenheid hebben gekend om daarover een opmerking kenbaar te maken. Of dan de planolo gisch visie, zoals de wethouder weieens schrijft, nageleefd is die eraan ten grondslag ligt. De ene keer heeft hij het over een stedebouwkundige visie, de andere keer over een planologische visie, maar het feit dat er dan geen planologische visie zou zijn is naar mijn idee geen reden om het af te breken. In ieder geval is het dankzij de inspraak wel tot stand gekomen. Voor ONS dat zou ik heel erg betreuren als ze dus genoegen zouden nemen met een dergelijke toepassing van de inspraak verordening. Ik denk dat dat een achteruitboeren is als je op deze manier met je burgers omgaat dat je dus zegt van nou alleen de bezwaarden die kunnen we nog wel de gelegenheid geven, als ze niet in de raad te kennen hebben gekregen om alsnog een mogelijkheid te krijgen bij GS. Die hebben ze gewoon wettelijk, dat is niet een kwestie van inspraak. Inspraak is extra's, iets actiefs doen naar de mensen en terugkoppelen en horen wat ze ervan zeggen, proberen uit te horen of die mensen zich daar in kunnen voelen. Dat gaat over een aantal onderdelen van de zaak en niet over een compleet plan wat we gelijk ook naar de provincie sturen en dan zeggen van nu is het gebeurd, nu hebben we de kans gehad. Ik denk dat er een heel stuk duidelijkheid gekomen is hoe er hier gedacht wordt over de inspraakbeleving. Ten aanzien van de vragen-beantwoording moet ik de wethouder erop wijzen dat hij op het onderdeel, wat ik eerder gezegd heb, van de vragen van de brief van 1 januari dat hij daar weliswaar in de beantwoording van de commissie VIM een paar onderdelen heeft genoemd maar in de verste verte niet heeft geprobeerd daar volledig in te zijn. Hij heeft gezegd dat zal me twee dagen kosten qua ambtelijke capaciteiten en dat vind ik toch eigenlijk zonde. Ik denk dat het een kwestie is van afwegen van hoe je je ambtelijke capaciteiten gaat besteden in relatie tot wat je wil oveitrengen naar groepen die daarover moeten beslissen of mee moeten denken. Dat doe je dan niet, dan zeg je het plan dat ligt er, dat is hetzelfde tekstje als 25

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1992 | | pagina 25