in het flankerende beleid mee moet lopen. Ik ben het graag met de fractie van ONS eens dat wij als
gemeentebestuur de regio-functie die wij van oudsher hebben dat we die, waar dat nodig is,
moeten versterken. Niet alleen vandaag maar ook in de toekomst bij andere plannen die wij nog
moeten gaan nemen, andere besluiten die wij moeten nemen. Dat we moeten proberen meer
toerisme naar Oudenbosch te trekken met name in de zin van de dagrecreatie. Meerjarenbe-
leidsplan, financieel beleidsplan, daar heb ik al van gezegd daar gaan we dit jaar nog ontwikkelen.
Over de aanbesteding heb ik ook al opmerkingen gemaakt en ook over het informeren van de
betrokkenen. Kom ik, voorzitter, bij de bijdrage van de heer Wijnen. Ik constateer dat wij op
essentiële onderdelen van mening verschillen met de heer Wijnen. Ik wil wel opmerken dat wij
volledig voldaan hebben aan de bepalingen uit de inspraakverordening en die is niet alleen naar de
letter maar ook naar de geest nageleefd.
De heer WIJNEN: Kunt u dan zeggen hoe de inspraakprocedure is geweest in Oudenbosch? Waar
u dat heeft omschreven? Welke procedure dat uw college uitgezet heeft ten behoeve van het
informeren van de burgers en het terug winnen van de meningen en verwerken in het raadsvoor
stel?
De heer DEN BRABER: Wij hebben op de gebruikelijke wijze, via de persannonces, kenbaar
gemaakt dat in het kader van de inspraakprocedure het plan ter inzage lag gedurende twee weken
in de maand september. Er zijn ook reacties op binnengekomen, ik heb dat al eerder gezegd en die
zijn verwerkt. Vervolgens heeft het plan ter visie gelegen voor de bezwarenronde en de inspraak
procedure zelf is daar nog eens op nagecheckt en het is geheel conform de spelregels.
De heer WIJNEN: Mag ik even? Want u zegt van kijk het plan heeft in het kader van de inspraak
ter inzage gelegen. Er heeft een plan ter inzage gelegen, maar dat is een plan met een heel
andere, laat ik dan maar zeggen andere invulling, andere uitwerking dan u uiteindelijk eraan
gegeven heeft. U heeft de tekst nauwelijks aangepast aan het plan wat u dus voor die bezwaren ter
inzage heeft gelegd. U heeft wel eens waar de plantekeningen grandioos veranderd en wel
markante gevels zoals van de linker-helft van St. Anna-complex, die heeft u laten verdwijnen
sindsdien na de inspraak en daar heeft u een andere vleugel voor in de plaats gezet en u heeft
achteraan, aan het Doelpad heeft u een heel andere invulling gegeven. U heeft daar namelijk een
aantal woningen neergepoot en nu kunt u wel zeggen het is hetzelfde plan en het gaat om
hetzelfde gebied, maar het is niet hetzelfde plan. Het is plan is namelijk op essentiële onderdelen
gewijzigd. U kunt nu wel volhouden van we hebben het gedaan en we hebben de pers inzage
gegeven maar u heeft geen mogelijkheid gegeven. U heeft geen a. actieve presentatie gehad, u
heeft dit niet op papier gezet, u heeft niet gezegd hoe u dat deed, u bent daar niet mee naar de
raad gekomen hoe we dat gingen doen, u heeft er nooit over gesproken. U heeft dus eigenlijk de
hele strekking van de inspraakverordening zoals die voorgeschreven is in artikel 6a van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening en die ook nageleefd moet worden. U moet daar wel rekening mee houden
dat u daar niet om heen kunt. Dan kunt u wel zeggen van ja wij hebben dat wel gedaan zoals we
het altijd deden. Nou u heeft het niet goed gedaan, dat kan ik dan constateren. Ik vind het heel
triest dat we op dat moment blijkbaar moeten constateren dat u nog volhoudt dat dit de goede
manier is geweest. Dat u dus drie dagen vooraf de mensen in Oudenbosch nog op de hoogte gaat
stellen van zo ziet het eruit en zo wordt het. Ik denk dat als u er strikt inhoud aan had gegeven, dan
had u ook naar de raad de opmerkingen van de betreffende insprekers of mensen die daaraan
bezig waren, die had u op enigerlei wijze moeten verwerken en van een reactie moeten voorzien.
Hier als een eindverslag en dat heeft u niet gedaan. Dus ik moet constateren dat u ten aanzien van
de inspraak in gebreke bent gebleven.
De heer DEN BRABER: Ja, dat is uw constatering dan. Ik ben het daar niet mee eens, mijnheer
Wijnen. Het is niet ongebruikelijk dat tussen de inspraakronde en de bezwarenronde, plannen
bijgesteld worden. Als we iedere keer, na elke bijstelling, weer een inspraakronde zouden moeten
inlassen dan loop je het gevaar dat je nooit verder komt dan die inspraakrondes. Ik herhaal mijn
stelling en dat is ambtelijk nog eens gezegd dat wij de voor Oudenbosch gebruikelijke procedure
hebben gevolgd en de woningen hebben uitgevoerd volgens de bedoelingen die daar achter lagen.
22