"Basiliek en omgeving" vast te stellen, kom ik tot de volgende bevindingen. Ten eerste constateer
dat een groot aantal vragen in de brief van 1 januari jongstleden door uw college nog niet zijn
beantwoord. De vragen en opmerkingen zijn ingebracht in de periode dat bezwaar maken mogelijk
was. Uw college is naar mijn opvatting verplicht hierop te reageren ten behoeve van de besluitvor
ming in de raad. Ik heb vanavond nog een briefje gekregen waarin u zegt dat er voldoende is
gereageerd. Ik ga er niet mee akkoord, mijnheer de voorzitter. Ten tweede. Bij de planprocedure
heeft uw college nagelaten om de geldende regels met betrekking tot de inspraakmogelijkheden
van de burgers tot uitvoering te brengen, en ondanks herhaalde vragen hierover heb ik over de
toepassing van de inspraakverordening, die is voorgeschreven in artikel 6a van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, van uw college daarop geen antwoord ontvangen. Het houden van een
zogenaamde inspraakavond 3 dagen voor de reeds geagendeerde vastlegging van het plan door
de gemeenteraad geeft op zich zelf al aan hoe droevig het in onze gemeente is gesteld met
algemeen geldende regels. Eerdere fractievertegenwoordigers van ONS en CDA hebben daar al
eerder op gewezen dat er eigenlijk op dat punt zij evenzeer die wensen hebben. Ten derde. Over
het voornemen om de markante voorgevel van St. Anna af te breken, heb ik eveneens vragen
gesteld. Uw college heeft hierop in de afgelopen drie weken evenmin een antwoord gegeven. Het
gemeentebestuur is toch bekend met de uitkomsten van de inventarisatie die in opdracht van de
provincie is verricht en waarbij de gevel van St. Anna, die van 1895 dateert, als beeldbepalend is
opgenomen. Afbraak hiervan staat mijn inziens op gespannen voet met de intentie van het
provinciale rijksbeleid om de monumenten in onze gemeente nadrukkelijker te gaan beschermen. Er
is een zeer grote kans dat dit deel van St. Anna de erkenning krijgt van rijksmonument. Het is
onbehoorlijk om een dergelijk gebouw af te breken en daartoe ook nog provinciale subsidie voor te
gaan vragen. Ten vierde. De afgrenzing van het plangebied geeft bij een aantal randen grote
problemen op voor de burgers. Er worden functies van gronden en gebouwen gewijzigd terwijl met
de belangen van de direct-aanwonenden in het voorliggende plan geen rekening is gehouden. Dit
komt tot uiting in de bezwaarschriften die door de bewoners van de Stoofstraat zijn ingediend en
eerder door een bewoner van de St. Annastraat. Ik vind het onjuist om deze bezwaren zomaar
ongegrond te verklaren. Onaanvaardbaar is het om de indieners van de bezwaren niet eens de
gelegenheid te geven om hun standpunt toe te laten lichten terwijl de fout bij de gemeente danwel
bij de PTT ligt, maar toch zeker niet bij de bewoners want die hebben hun spullen op tijd ingediend.
Op grond van de genoemde overwegingen vind ik het onjuist van het college om aan de gemeen
teraad te vragen vanavond een beslissing te nemen over het bestemmingsplan "Basiliek en
omgeving". Ik stel voor dat het college z'n huiswerk gaat overdoen en eerst naar een gedegen
voorbereiding met het plan terugkomt in de raad en om praktische reden verdient het de voorkeur
het plangebied "Basiliek en omgeving" in het herziene komplan op z'n ontwikkelingsmogelijkheden
te bezien. Ik heb een en ander uitgewerkt in een motie, die zal ik dus ook voorlezen en die luidt als
volgt:
MOTIE
De raad van de gemeente Oudenbosch in vergadering bijeen op 23 januari 1992;
gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders om te besluiten tot de vaststelling van het
bestemmingsplan "Basiliek en omgeving";
overwegende:
dat dit plan bepalend zal zijn voor de ruimtelijke vormgeving en de ontwikkelingsmogelijk
heden van het hart van de kom gedurende de eerstkomende 50 jaar;
dat is gebleken dat de in onze gemeente van kracht zijnde inspraakverordening niet is
nageleefd, waardoor aan burgers de mogelijkheid is onthouden om hun opvattingen over dit
plan kenbaar te maken;
dat het plan voorts belangrijke tekortkomingen vertoont van planologische aard, zoals zijn
omschreven in de brief van de CDA-fractie van 1 januari 1992 en ten aanzien waarvan het
gemeentebestuur niet naar behoren heeft geantwoord;
dat de uitvoering van het thans voorliggende plan onmiskenbaar negatieve gevolgen zal
hebben voor het monumentenbeleid dat van provincie- en rijkswege op stapel staat voor
het gebied van St. Anna en als gevolg waarvan de financiële mogelijkheden van de
gemeente verandering kunnen ondergaan;
13