10. Brief van de secretaris van de Raad van State d.d. 23.03.1992, betreffende oproep voor het bijwonen
van een openbare vergadering inzake het beroepschrift van mevrouw L.F. Casimiri-Kremers.
De heer WIJNEN zegt ten aanzien van de brief onder 2 dat voorgesteld wordt deze voor kennisgeving aan te
nemen. Hij stelt voor een brief uit te laten gaan naar de betreffende politieke partijen, waarin staat dat geen
aktie wordt ondernomen richting provincie.
Ten aanzien van de brief onder 10 vraagt hij of mevrouw Casimiri geïnformeerd kan worden over de
ontwikkelingen rond het bestemmingsplan "Industrieterrein Industrieweg".
De heer HUIJPEN zegt, ook naar aanleiding van de brief onder 2, dat hij zich juist afvraagt of het niet zinvol is
om met een aantal gemeenten gezamenlijk te reageren op het groeiklassebeleid van de provincie.
De heer VAN AGTMAAL vraagt, naar aanleiding van de brief onder 6, of de agenda voor de streekgewestver-
gaderingen in de streekbladen gepubliceerd kan worden. Met de invoering van het spreekrecht voor vergade
ringen moet je wel de agenda bekend maken, vindt hij.
Met betrekking tot de brief, vermeld onder 8, vraagt hij of dit niet in de vorm van een raadsvoorstel in de raad
behandeld had moeten worden.
Vervolgens vraagt hij, onder verwijzing naar ingekomen stuk nummer 9, wat het collegebeleid is ten aanzien
van de vestiging van een milieu-educatiecentrum in het Natuurhistorisch Museum.
De VOORZITTER zegt, met betrekking tot de opmerkingen van de heren Wijnen en Huijpen ten aanzien van
ingekomen stuk nummer 2, dat hij het eens is met de heer Wijnen. Formeel hoeft zo'n brief niet beantwoord te
worden, maar fatsoenshalve kunnen we een bericht van ontvangst sturen. Verder zegt hij dat een gezamenlijke
aktie, zoals voorgesteld door de heer Huijpen, meestal aan kracht inboet. Hij is het in deze eens met de fractie
van het CDA. Hij zegt toe dat hier in de commissie VIM op teruggekomen wordt.
Ten aanzien van het stuk, vermeld onder 6, zegt hij dat hem niet bekend is of de agenda's gepubliceerd zullen
gaan worden. Hij vindt het wel een zinvolle suggestie en zal hierover navraag doen bij het streekgewest.
De heer DEN BRABER zegt dat in het streekgewest gesproken is over het tijdiger toezenden van de stukken.
Bij de aangesloten gemeenten kunnen deze dan in commissievergaderingen eventueel behandeld worden. De
agenda's voor gemeentelijke commissievergadering worden over het algemeen wel in de regionale bladen
gepubliceerd.
Over ingekomen stuk nummer 2 zegt hij nog dat in het streekgewest gewerkt wordt aan een clustergewijze
behandeling inzake het Streekplan.
Verder neemt hij de suggestie van de heer Wijnen over om mevrouw Casimiri hierover te informeren.
De heer VAN OVERVELD zegt naar aanleiding van de opmerking over ingekomen stuk nummer 8 dat het
verlenen van bijzondere subsidies is gedelegeerd aan het college van B&W.
Met betrekking tot ingekomen stuk nummer 9 zegt hij dat hij op 29 april aanstaande een overleg heeft met het
bestuur van het Natuurhistorisch Museum. Verder deelt hij mede dat intern een plan ontwikkeld wordt inzake de
samenstelling van een Projectteam Milieu.
Besloten wordt:
a. de stukken, vermeld onder 01 en 03 tot en met 09, voor kennisgeving aan te nemen;
b. met betrekking tot de brief, vermeld onder 02, een bericht van ontvangst te zenden;
b. met betrekking tot het stuk, vermeld onder 10, de heer L.H. van Rijckevorsel, met recht van substitu
tie, te machtigen de raad te vertegenwoordigen.
04. Voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad tot het vaststellen van de
onkostenvergoeding voor wethouders voor het jaar 1992
De heer DU PONT is inhoudelijk akkoord met het voorstel. Hij zegt wel een algemene opmerking te willen
maken over de afsluiting van de raadsvoorstellen. Vroeger werden de adviezen van de diverse commissies
opgenomen aan het einde van een raadsvoorstel. Nu gebeurt dat niet meer. Het is zo voor velen onduidelijk
hoe de commissies geadviseerd hebben. Hij vraagt of weer overgegaan kan worden op de "oude methode".
De overige raadsleden stemmen hiermee in.
2
