42
De heer VAN OOSTERHOUT: Als het u goed uitkomt, dan is het
echt, in dit geval wil ik dat toch wel onder de aandacht
brengen, dat vind ik echt een zorg.
De VOORZITTER: Waarvan akte.
De heer HERMES: Kort, mijnheer de voorzitter. In de eerste
termijn heb ik proberen te zeggen dat het niet zo moet zijn
wat de fractie van de Partij van de Arbeid betreft, dat we
zeggen van we hebben 15.000,-- waar we jeugd- en jongeren
werk voor doen, maar dat we eerst gaan inventariseren wat de
behoeften zijn en aan welke behoeften we in redelijke mate
kunnen voldoen. Wij zijn van mening dat we daar voldoende
antwoord op hebben gekregen in uw eerste termijn en wij gaan
dan ook zonder verder commentaar akkoord met uw voorstel
De VOORZITTER: De heer Van den Bosch vraagt of het mogeljik
is, en iedereen heeft het belang van de voorjaarsnota zeker
dit jaar al uitvoerig onderschreven, of dat nou in april aan
de orde kan komen. Ik durf u dat niet volmondig toe te zeggen.
Er wordt naar gestreefd, maar ik neem aan dat het mei zal
worden. Gezien de ontwikkelingen die er zijn, gezien het feit
dat er nu vermoedelijk een hoop extra werk mee gaat komen. We
zullen onze uiterste best doen om het in april te behandelen,
maar ik durf het u niet 100% toe te zeggen.
De heer VAN DEN BOSCH: Dat betekent dat het in ieder geval mei
wordt dan? Uiterlijk, want kijk ik zou juni
De VOORZITTER: Nee, uiterlijk, maar ook mijn streven is, want
ik wil ook weten waar we aan toe zijn met zijn allen, het
streven is en dat moet u van ons aannemen, maar het moet wel
allemaal kunnen, om dat in april te doen en lukt dat niet dan
zal het mei worden anders praten we over hele andere dingen en
dan zitten we ook in de hele cyclus van beleidsstukken, van
financiële beleidsstukken zitten we natuurlijk niet op schema
en ik denk dat dat niet verstandig is. Een algemene opmerking
over de tussenbalans en de voorstellen die nu komen en het is
niet de bedoeling om daarmee via de zijband richting landelij
ke politiek te gaan, maar ik wou wel één opmerking kwijt. In
het algemeen gesproken dat er bestaat sinds een jaar het
instituut van bestuursconvenant tussen het rijk en gemeenten
en tussen het rijk en provincies. De inkt van het bestuurscon
venant tussen het rijk en de VNG was amper droog of er kwam
dus nu een tussenbalans en voorstellen die in flagrante tegen
strijd zijn met de misschien drie weken geleden of drie weken
ervoor overeengekomen bestuursconvenanten. Terecht dat de
directeur, de hoofddirecteur van de VNG, voorzitter van de VNG
hier op een hele forse manier aandacht voor gevraagd heeft bij
de regering. Wat de uitkomst daarvan kan zijn, wellicht de
juridische consequenties van deze handeling, ik durf u daar
geen zinnig woord over te zeggen, maar het is op zich wel een
unicum dat zoiets kan gebeuren. Maar we zullen dat afwachten.
Het is natuurlijk ook van direct belang voor onze gemeente. We
hopen en steunen daarin ook de VNG dat ze daarmee op de weg
doorgaan die ze ingeslagen hebben. Om dus nu al wat vingeroe-