26 De heer DEN BRABER: Ik ben er tevreden over, voorzitter, dat de fractie van de Partij van de Arbeid zeer tevreden is met de passage in het preadvies. De opmerking van de heer Wijnen heb ik al beantwoord in de commissie. Hij vindt daar de reactie ook op terug hier in het preadvies en over het zwerfvuil zal hij merken dat we daar aanstaande maandag in de commissie VIM in het kader van het groenbeleidsplan nader over praten om conform hetgeen ik daarover gezegd heb bij de behandeling van dit afvalstoffenplan in de commissie. De voorbeelden die hij aanhaalt rondom het verkeersveiligheidsplan en het toekomst perspectief voor het centrum van Oudenbosch laat ik hier nou maar even liggen, voorzitter. Die zaken zijn op dit moment niet aan de orde. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik denk dat we toch in zijn algemeenheid de toezegging moeten hebben van het college dat wij een procedure hebben zoals nu wel wordt toege zegd, maar voor elk plan, voor elk onderzoek dat de betreffen de commissie als opdrachtgever in kennis wordt gesteld van de gang van zaken en ook de gelegenheid krijgt om op de specifie ke zaken, met betrekking tot het voorgestelde beleid, aan de orde moeten komen, dat de commissie daarover zijn inspraakmo gelijkheid behoudt en heeft. Onder die toezegging willen wij wel meegaan De heer DEN BRABER: De heer Wijnen zal merken dat wij het groenbeleidsplan dat wij aanstaande maandag in de commissie hebben dat we daar dezelfde afspraak met elkaar gemaakt hebben dat tussentijds er weer gediscussieerd kan worden in commis sieverband. In algemene zin lijkt me die toezegging niet zo dienstig, voorzitter, omdat alle onderzoeken toch anders van aard zijn en we kunnen daar geen generale afspraak over maken. De VOORZITTER: Ik zou daar als voorzitter van dit college aan toe willen voegen dat als we praten over onderzoeksvoorstellen waarvoor krediet gevraagd wordt aan de raad, dat zijn dan onderzoeksvoorstellen van een bepaalde omvang en wat hier nu ook gebeurd is duidelijk. De uitgangspunten staan, ja, de taakopdracht, de hoofdpunten dat die vermeld zullen staan en dat geeft nu de gelegenheid in de behandeling in de commissies om daar dan inhoudelijk opmerkingen over te maken. Het is niet de bedoeling om daar vooruit te lopen hoe het plan eruit gaat zien, maar om bij de opdrachtverstrekking mee uw suggesties mee te dragen over wat er onderzocht gaat worden en waarom. Met die toezegging wil ik eigenlijk deze discussie afronden en aan u vragen of u tot stemming wilt overgaan. De heer WIJNEN: Die mogelijkheden, die moeten vooraf bedacht zijn. Als u dus gaat inventariseren, en dat gebeurt maar al te vaak, dan wordt er geïnventariseerd in het wilde weg en dan passen de uiteindelijke zaken niet in het kader van de moge lijkheden die in Oudenbosch beschikbaar zijn. Dat blijkt dan dat er een disharmonie is tussen wat door de onderzoeker op tafel wordt gelegd en wat er als raad wordt beschouwd als zijnde het kader waarin de oplossing gezocht moet worden. Daar moeten wij nadrukkelijk op letten en ik denk dat zich er niks

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 83