23 de systematiek zoals we die kennelijk in het verleden hebben afgesproken, volhouden. De heer VAN DEN BOSCH: Voorzitter, bij deze systematische stellingname van de portefeuillehouder financiën aan het begin van de rit, daar willen wij graag onze steun aan verlenen. De VOORZITTER: Dank u wel. Ik zal mezelf nog wel tegenkomen neem ik aan. Tweede termijn. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, ik heb daar ook heel veel begrip voor, dat mensen de systematiek niet zo maar opzij willen zetten, maar kijk, waar nu de systematiek van financieel beheer uiteraard, waarvan dan toch akte. Maar in dit geval gaat het nu toch om twee laten we zeggen snuffelonderzoekj es waarbij hele kleine bedragen gemoeid zijn en ik vind de aard van het voorstel toch eigenlijk meer passend voor een andere financieringswijze. Ik vind dat je op deze manier via af schrijving en rente-opslag, als je de rente-opslag alleen al voor het eerste jaar ziet of voor de helft van het eerste jaar, dat is al meer dan de afschrijving. Ik vind het een verkeerde presentatie op deze manier. Waarom? Ook omdat ik denk dat het gelicht is weliswaar uit die financieringsmoge lijkheden van die 50.000,-- in het investeringsprogramma, maar die wezenlijk eigenlijk een andere achtergrond een andere bedoeling inderdaad voor wat uitgebreidere onderzoeken. Ik blijf er problemen mee hebben dat dat voor zulke kleine bedra gen op deze manier over 50 jaar wordt uitgesmeerd. Ik kan me voorstellen dat er grootschalige bodemonderzoeken nodig zijn en dat daarvoor een bedrag van 50.000,-- staat, maar niet voor dit soort peanuts. Pardon, dat is het natuurlijk niet, het is altijd nog 6.000,--, maar ik vind toch dat we daar dan maar eens goed over moeten nadenken. Ik stel voor om die goede regel van die 50 jaar dan toch nu en de uitzondering bevestigd ook de regel, om die uitzondering toch maar te maken De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb alle begrip voor u dat u de zaak zo inzichtelijk mogelijk wilt houden, maar ik denk dat we dan in de commissie ABZ maar eens een keer van gedachten moeten wisselen met betrekking tot de afschrijvingstermijn die gehanteerd wordt en dan specifiek gericht op kleinere soort zaken, maar om dus in het onderhavi ge voorstel zoals dat nu voorligt om daar een afschrijvings termijn van 50 jaar voor te hanteren dat hebt u al begrepen uit de discussie die er bij ons heeft plaatsgevonden dat vinden wij toch eigenlijk wel een klein beetje van de zotte. De VOORZITTER: Ik ben best wel gevoelig voor uw argumenten. Aan de andere kant is het voor mij een probleem om vast te stellen van waar trek je de grens, wanneer zijn het peanuts, wanneer zijn het grotere bedragen. Dat is een discussie die ook heel moeilijk te voeren is. Vandaar dat ik eigenlijk toch aan u wil voorstellen om de systematiek zoals die nu hier voorligt te handhaven en dan te gelegener tijd maar dan in een wat bredere contekst te discussiëren in de commissie ABZ over

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 80