De VOORZITTER: Wethouder, zal ik het eventjes overnemen? Enerzijds, om dat ik niet belast ben met het verleden, maar ik ben natuurlijk best wel op de hoogte van wat er is gebeurd. Het voorstel wat nu aan de orde is is niet meer en niets minder dan het vastleggen eigenlijk van een recente in de praktijk reeds gebezigde zaak, met instemming van de exploitant om het nu dan ook formeel vast te leggen. Daar gaat het voorstel over. Ik heb in uw betoog geen opmerkingen aangetroffen dat u daar tegen zou zijn. Dus ik neem aan dat u daar dus dan ook voor bent. Het tweede deel is dat u vraagt een toezegging onzerzijds om op korte termijn een evaluatie te geven van ja, hoe gaat het nou eigenlijk met de jachthaven, als ik het zo mag formuleren. Ik doe u wel die toezegging. De heer WIJNEN: Het verwonderde mij zeer, dat beleidsmatig wij niet op de hoogte zijn gehouden van nou, laten we maar zeggen de afwikkeling. De VOORZITTER: Dit laatste puntje moest nog verder afgewikkeld worden. Ik begrijp dat u behoefte heeft aan nog wat meer informatie daarover. Ik wou dat in een wat bredere context doen. Niet alleen erop terugblikkend wat er achter de rug is, maar ook om te kijken hoe op dit moment de stand van zaken is en wat er wellicht verbeterd of niet verbeterd aan kan worden. Ik zeg u toe, dat we daarover met u in discussie zullen gaan. Op korte termijn zal dat niet mogelijk zijn, want er ligt nogal wat op ons bordje. Het betekent ook een belasting van het ambtelijk apparaat. Er zijn andere prioriteiten. Maar ook ikzelf als portefeuillehouder Economische Zaken, daarbij ook Toerisme en Recreatie in mijn portefeuille heb, heb daar behoefte aan. Maar we kunnen niet alles tegelijk. We komen daarop terug en wanneer durf ik u niet toe te zeggen. Kan ik het hierbij laten? u bent accoord met het voorstel verder? Dank u zeer. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. De VOORZITTER: Dan constateer ik, dat wij aan het einde van de agenda zijn en behalve de rondvraag 31. Rondvraag De VOORZITTER: Ik ga deze kant om. De heer VAN HOEK: Ja, voorzitter het college is het jaar 1991 zeer enthousiast begonnen. We hebben een keurig overzicht gekregen van het programma van de gemeenteraad en als ik dan zie, dat we dan vanavond hadden we al een uitgebreide agenda, als ik zie de punten die het college voorgenomen had om in deze vergadering aan de orde te brengen, dan moet ik constateren dat er nogal wat zaken liggen. Wij hebben nooit signalen gekregen waarom dat niet tijdig hier zou kunnen voorliggen in de raadsvergadering. Ik noem een nota Ouderenbeleid, ik noem een nota Jeugd-en Jongerenbeleid, de vaststelling Afvalstoffenplan, Rioolbeheersplan, Groenbeleidsplan. Nu weet ik ook wel, dat Keulen en Aken en waarschijnlijk wel meer steden niet op een dag gebouwd zullen zijn maar ja verder willen we natuurlijk wel graag als raad op de hoogte blijven van als dat soort zaken op een gegeven moment uitgesteld wordt, wat daarvan de reden kan zijn. Dat was het. De VOORZITTER: Ik kan mij voorstellen dat het het beste is om dit ter discussie te stellen in de desbetreffende commissies. Dat is een. Twee is u moet niet in de mening verkeren dat het schema, zoals het hier ligt, dat dat door iedereen vastgesteld en dus zo uit te voeren schema is. Dat is een streefdata, om ook binnen de ambtenarengroep, binnen het ambtenarenkorps, om een bepaalde planning toch zo structureel mogelijk op te zetten. Er zullen zich altijd zaken voordoen, waardoor een bepaalde planning niet gehaald kan worden. Dat kunnen exogene factoren zijn. Daar staat een heleboel op de rol, zeker. We kunnen dat niet precies inschatten. We doen ons best om die planning te halen maar het kan wel eens gebeuren dat het niet zo is. Bovendien onderstreept het, u noemde een aantal plannen op, het onderstreept ook mijn reactie over de andere vraag, over dat punt van de jachthaven. Ik heb wel toegezegd dat we daarop terug komen, maar dat ik nu niet kan toezeggen wanneer. Maar mijn suggestie aan u is, bepraat u dat op onderdelen dan in de

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 318