De heer VAN OOSTERHOUT: Ik zou ze bijna in elkaar schuiven die alternatieven. Het alternatief
van bijvoorbeeld de heer Van den Bosch en de heer Huijpen, met het alternatief van onze kant.
Woningbouw, sociaal culturele accommodatie en van onze kant gemeentelijke huisvesting. Maar ja
De heer HUIJPEN: Meneer Van Oosterhout, u begon met die draagvlakvergrotende alternatieven.
De heer VAN OOSTERHOUT: Luister eens, daar ben ik het nog steeds helemaal mee eens, dus
op dat punt vinden we elkaar wel, dat is allemaal het verhaal niet. Huisvesting, andere zaken erin,
lijkt mij alleen maar goed voor dat doel daar, dus daar komen we best wel uit. Ik beluister bij
meneer Van den Bosch wat vertrouwen in het college dat dat gewoon toch ondanks alle discussie
waar meneer Huijpen vanavond toch nog even op doelde, er toch een krediet is, laten we het kre
diet noemen dan, dat krediet is denk ik belangrijk en ik denk dat dat de enige manier is om eruit te
komen. Het is namelijk belangrijk voor het traject over drie maanden als er plannen liggen. Dat er
niet gezegd moet worden van het is niet goed uitgewerkt, of het is belast met allerlei voegen. Ik
denk, dat dat krediet dat dat er moet zijn en ja, ik zou bijna zeggen, daar moet toch een vleugje
vertrouwen bij zitten. Dat dat ook gebeurt. De mouve die gemaakt is, de problemen die er liggen die
zijn weliswaar heel duidelijk en meneer Huijpen die zegt dan van nou ja wat moet ik me dan
voorstellen van die uitwerking, ja ik zit daar zelf ook heel erg mee nu. Ik ben het eens met het idee,
dat het zo zou kunnen, dat we daarmee zouden kunnen werken. Dat het college daarmee aan de
slag kan, dat we daar een extra krediet voor uittrekken enzovoorts, maar ik zit met het hele grote
probleem van hoe kunnen we de kater van nu dan uitstellen tot over drie maanden wanneer we
elkaar weer over en weer met getallen en met uitgangspunten om de oren slaan. Want een ding
blijft natuurlijk gewoon toch heel erg overeind, is dat er verschillende visies zijn met betrekking tot
ja, laten we zeggen de inrichting van de kom en van deze plaats en van die plaats. Er blijft een
principieel punt liggen. Maar goed, ik heb dan naar de twee voorgaande sprekers geluisterd, en bij
meneer Van den Bosch wat meer krediet, dan bij meneer Huijpen voor het college, toch het gevoel,
dat ik niet alle hoop verloren moet zien gaan. Dat niet alle hoop verloren is. Ik denk, dat als het
college aan de slag gaat en in september de bevindingen tussentijds rapporteert in VIM over de
gang van zaken, de stand van zaken, eerste spoor, tweede spoor, dat dat mogelijkheden geeft tot
bijstelling van uw kant, van onze kant. En ik hoop heel erg, dat de plannen niet straks, als er twee
plannen aan de muur hangen, dat er niet een groep daar staat en de andere groep daar en dat het
vervolgens blijft van daar staan er zeven en daar staan er acht. Dat is een slechte zaak.
De VOORZITTER: Laten we even daarop niet vooruitlopen.
De heer TERLOO: Dank u wel voorzitter. Wij zijn blij dat de trein kan rijden. We zullen in september
met belangstelling uitzien naar de verslagen daarvan en ik ben blij dat we toch op deze avond tot
een besluit gekomen zijn in deze zaak want dat was toch wel een erg heet hangijzer. Dank u wel.
De VOORZITTER: Wethouder nog behoefte aan een reactie?
De heer DEN BRABER: Twee hele korte voorzitter. Drie. Over de rapportages over de gesprekken
die dus in de voorbereidingssfeer en daar worden wat categorieën genoemd, daarvan heb ik al
gezegd, dat die in de commissie VIM en daar wil ik nog uitgebreid in de commissie ABZ verslag
van doen. Dat is geen enkel punt. Ik heb wel problemen voorzitter, met de opdracht aan de
architect eerst in de commissie VIM en ABZ te bespreken. Ik denk, dat dat onnodig tijdverlies is. Ik
heb al gezegd, dat wij als college aardig inzicht hebben van wat CDA en WD willen en wat dat
betreft is het ons wel toevertrouwd om die opdracht in de gesprekken met de architect te formule
ren. Ik heb bezwaar tegen de heer Huijpen, dat hij mij verwijt, dat ik bepaalde teneur wegzet over in
mijn reactie op zijn opmerkingen, over zijn ideeën dat die niet reëel zijn. Ik heb de hele avond niet
anders gedaan dan geciteerd wat anderen daarover zeggen. Niet mijn eigen mening gegeven.
De VOORZITTER: Ik stel voor daarover niet weer opnieuw in discussie te treden. Ik constateer dat
er bij de heer Huijpen op een onderdeel nog niet helemaal instemming is met het voorstel, zoals
50