De VOORZITTER: Dit is het einde van de tweede termijn. Ik constateer dat er op een belangrijk onderdeel geen comunis opinio bestaat. Dat betekent ook in formele zin als het voorstel nu in stemming wordt gebracht, dat dat in een verhouding van zeven zeven zou uitkomen en dat zou kunnen betekenen en ik zit even te kijken gewoon naar de hele praktische kant daarvan dat dus voorlopig dit voorstel dan, of voorlopig, dat het voorstel dus niet aangenomen is, dat het opnieuw ter stemming gebracht zal moeten worden bij de eerstkomende vergadering. En dat dan het resultaat, inschattend, van de discussie op dat moment zo zou zijn, dat het acht zeven zou zijn. En zo taxeer ik dat in en ik denk, dat we in een, dat dat een redelijke taxatie is. Dan vraag ik mij af, moeten wij op die gronden een discussie van drie en een half, vier uur, zo afronden, in de wetenschap, dat die over twee maanden weer opnieuw gevoerd gaat worden en dat dan eigenlijk, als het erop aan komt de stemming zo zou zijn, dat het dus toch aangenomen wordt. Ik ben daar heel ongelukkig mee, zal ik u eerlijk vertellen. Niet alleen om de inhoudelijke kant, maar ook om de procedurele kant. Daar zijn van de zijde van het college handreikingen gedaan. Van de zijde van met name van de WD en het CDA is opgemerkt, dat dat niet als zodanig wordt gezien. Het zij zo. Het resultaat is van deze discussie, dat we twee maanden verder zijn, tenzij en ik kijk dan even naar de wethouder De heer DEN BRABER: Ja, voorzitter, ik heb, maar daar heeft behalve meneer Van Oosterhout in tweede termijn verder niemand meer over gesproken, ik heb in eerste termijn al gezegd, als de raad dat wenst dan kunnen beide onderzoeken plaatsvinden, maar dan moet er een aanzienlijke verruiming van het werkkrediet plaatsvinden. Ik kan op dit moment heel slecht inschatten hoeveel dat zou moeten zijn, maar ik denk toch in de orde van grootte van 150.000,tot 175.000, De VOORZITTER: Bedoelt u extra of... De heer DEN BRABER: Nee, nee in plaats van 100.000,wordt het dan 150.000,tot 175.000,iets in die orde van grootte schat ik in. De VOORZITTER: Het college zou daarmee op zich kunnen leven maar vraagt dan ook wel van u toch een indicatie hoe u ten opzichte van dat extra bedrag zou staan. Niet alleen dat. Ik heb ook geluisterd naar wat de heer Van Oosterhout heeft te berde gebracht daarover. Dekking daarvan zou dus passen binnen het toegezegde krediet neem ik aan van of de provincie of anderszins. Dus dat zal op zich het probleem niet zijn. Ik tast gewoon bij u af op dit moment. Om te proberen tot een besluit te komen. Is dat accoord. Het is niets meer van mij dan een poging om eens te kijken hoe we toch bij elkaar kunnen komen. Ik schors nog even de vergadering voor beraad. De VOORZITTER schorst de vergadering. Na de schorsing: De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Den Braber. Het college had om schorsing gevraagd en het resultaat van die schorsing zal nu aan u voorgelegd worden. De heer DEN BRABER: Voorzitter, ik kan de raad na overleg binnen het college, daarbij ambtelijk ondersteund, de raad een gewijzigd voorstel doen. Dat is dat wij de architect een tweeledige opdracht mee gaan geven. Opdracht 1 is zoals u hem aantreft in het gewijzigde voorstel 21. Dus Basiliek en omgeving, uitgebreid met woningbouw. Voorstel 2 is de variant woningbouw sec in het complex St. Anna. Maar voordat de architect voor dat tweede voorstel groen licht krijgt van ons college, zullen wij eerst en wij zullen daar regelmatig rapporteren schriftelijk, voorwerk verrichten bij de provincie om te kijken, om vast te stellen hoe realistisch daar woningbouw ervaren wordt. We zullen overleg voeren met de woningstichting, of die kansen ziet voor woningbouw en we zullen overleg voeren met project-ontwikkelaars, of die kans zien voor woningbouw in andere categorieën dan de sociale sfeer. Dus nog eens samengevat: De eerste opdracht aan de architect, nee, hij krijgt twee opdrachten. De eerste opdracht is het voorstel zoals dat in agendapunt 21 aangegeven is en de tweede opdracht is woningbouw, waarbij dan het voorwerk provincie, woningstichting project ontwikkelaars verricht moet worden. Dus een twee-sporenbeleid, met ijkpunten voor het tweede 46

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 309