De VOORZITTER: Ja, maar u zei ook van ik vind het nou typisch voor deze discussie dat daar niet
op wordt ingegaan. Dus ik ga er dus nu even op in.
De heer VAN DEN BOSCH: Nee, maar u heeft gezegd vijf en een halve ton, terwijl er andere
geluiden circuleren. Als u nu zegt nou dat onderschrijf ik wel want het wordt meer, want dat horen
we liever nu dan laat ik zeggen, zoals vorig jaar op het randje van de begrotingsbehandeling. Hè,
dus als u nu al een indicatie heeft dat het meer dan vijf en een halve ton, als u het niet heeft, dat
houdt de vraag gewoon op.
De VOORZITTER: Daar is een indicatie dat het meer is dan dat. Bovendien, maar niet dramatisch
veel meer dan dat bedrag, bovendien heeft u mij ook horen zeggen, dat heel kort na de vakantie
periode u in staat wordt geacht om net zoals de vorige keer is gebeurd in een wat concept-vorm
daar met de rekeningcommissie over te praten. Ik vind het nu te vroeg om daar definitieve geluiden
over te laten horen. Ik wou het wat dat betreft nu daarbij laten en van mening zijnde dat het
bereiken van de compromissen betekent dat dat van twee kanten moet gebeuren ik verder het
woord wil laten voor een tweede termijn aan wethouder Den Braber.
De heer DEN BRABER: Dank u wel voorzitter. Mag ik beginnen met te stellen dat ik uitermate
teleurgesteld ben in de reacties van de fracties van de CDA en van de WD, op de handreiking, ik
blijf het volhouden, die wij in ons voorstel nog hebben proberen te doen naar hen toe. De heer Van
den Bosch zegt in zijn tweede termijn dat hij een vergrootglas nodig heeft om die te onderkennen.
Mag ik constateren voorzitter dat je daar dat je voor signalen die anderen uitsturen gevoel moet
hebben. Beter nog, je moet er gevoel voor willen hebben op het juiste moment. En ik denk,
voorzitter, dat de houding ten opzichte van het voorstel wat hier ligt dat men gewoon het gevoel niet
wil hebben, het signaal niet wil onderkennen. Men heeft ooit eens besloten om er tegen te zijn en
daar blijft het dan ook bij. Tot die korte conclusie moet ik helaas op dit moment wel komen. En dat
voorspelt niet veel goeds denk ik, voor de samenwerking die wij met zijn allen toch hebben
begrepen uit de..
De heer VAN DEN BOSCH: Kijk het signaal is heel duidelijk voorzitter. Wij vragen aan de
wethouder alleen maar, hij heeft nu een alternatief, namelijk zijn eigen alternatief, dat dat wat meer
ruimte kan krijgen en dat is het signaal dat wij willen geven. Het is gewoon heel zakelijk. Ik heb
daar met de heer Van Oosterhout ook al over gesproken. Je moet er niet te lang mee wachten.
Want moet het dan nog een jaar duren. Moet u een jaar over rekenen om te zien, dat het mogelijk
niet kan. Daar willen wij simultaan twee plannen. Dat is het enige signaal wat wij geven en dat
geven we al meer dan een jaar. Dus over signalen, we kunnen blijven zenden natuurlijk.
De heer DEN BRABER: Maar, meneer Van den Bosch u vergeet een heel wezenlijk punt. U vraagt
van ons college en u vraagt ook van andere partijen in de raad om uitvoering te geven aan een
onderzoek waarvan en ik kan ze u bij bosjes aanleveren, iedereen zegt en de PPC heeft zich daar
recentelijk bij aangesloten, van dat kan helemaal niet. Dat is onuitvoerbaar, dat is niet realistisch. Ik
denk, dat u veel te veel van ons vraagt, vandaar dat wij aanbieden om bestemmingsplan Basiliek
en omgeving, waarvan dezelfde mensen zeggen van nou, dat lijkt op zich een goede oplossing, om
daar dan nog eens een stuk van uw ideeën in te bouwen, in te passen. En ik denk, dat we dan met
z'n allen niet alleen realistisch bezig zijn, maar ook de brug proberen te slaan waar ik althans erg
veel behoefte aan heb. Kijk, meneer Huijpen die zegt van ja, wij zijn bereid om een compromis te
sluiten, maar ik ik, mij wordt niet duidelijk waar dat compromis dan uit moet bestaan. Hij houdt maar
vast van ons alternatief moet voor de volle honderd procent volwaardig ontwikkeld worden naast dat
van Basiliek en omgeving. Het is feitelijk niet het midden met elkaar proberen te zoeken, maar dat
is vasthouden aan de eigen ideeën.
De heer HUIJPEN: Voorzitter, maar ik mag toch ook feitelijk vaststellen, dat het college toch op
dezelfde vasthoudt aan de uitgangspunten met betrekking tot St. Anna. En de compromisgedachten
dus van mijn partij, van mijn fractie die gingen ervan uit om dus gelijktijdig ja, zowel dus de plannen
van het college als het alternatief van mijn partij te laten ontwikkelen. Ik denk, dat dat een duidelijke
43