geformuleerd een strak keurslijf is waar op er geen alternatieven in de zin van zoals ik ze bedoeld heb zouden kunnen worden berekend en verrekend. Dat is een heel duidelijke vraag die ik graag beantwoord krijg. Ik zou ook graag een antwoord krijgen op de vraag of wij, en dat heb ik dan uit de planningslijst overgenomen, in september een definitief ontwerp-plan krijgen en hoe ik definitief moet interpreteren. Ik heb gezien, dat het ook alleen maar in de commissie zou komen. Ik kan me zelfs voorstellen dat dat ook anderszins nog in de raad zou komen. Het lijkt mij gezien het onderwerp heel belangrijk dat dat gebeurt. De volgende vraag is, of wij ook nog met betrekking tot de provincie, of stukken die wij naar de provincie moeten doen in dit verband, laten we zeggen een dead-line als raad te verwachten hebben, om beslissingen te nemen die laten we zeggen in de procedure naar de provincie toe noodzakelijk zijn, maar die voor ons dan eigenlijk toch ineens als laten we zeggen een donderslag bij heldere hemel komen, want als we na de vakantie terugkomen en daar moet dan plots dat besluit vallen, dan zou ik dat als een dead-line beschouwen en zou ik dat zeer vervelend vinden en ik mag aannemen, dat ons dat niet te wachten staat. Nou, voorzitter ik wacht eens even af wat de wethouder gaat zeggen op deze eerste vragen van mijn kant. De heer HUIJPEN: Dank u wel, meneer de voorzitter. Ja, de WD-fractie die kan zich toch maar moeilijk vinden in het voorstel zoals het nu voorligt. Wij zijn van mening dat in het voorliggende voorstel onvoldoende tot uiting komt hoe het college in de taakopdracht naar de architect toe het alternatief van de WD een juiste benadering krijgt en op een juiste wijze inhoud denkt te geven. En wat nu de reikwijdte is ten aanzien van het totale complex. Als het college van opvatting is dat het WD-alternatief zich dient te beperken tot het eventueel te handhaven andere deel van het complex, waarbij het hoofdgebouw van het St. Anna niet in beeld is voor heroverweging qua ge bruiksmogelijkheden en bestemmingen, dan mocht dat zo zijn, dan betreuren wij dat en vinden wij het te mager. Mijn fractie is van mening dat in de taakopdracht naar de architect toe het alternatief van de WD op dezelfde basis de aandacht moet krijgen als het college-voorstel. Op objectieve gronden zijn we daar ook een sterk voorstander van. Mocht U, mocht het college die gedachte overnemen, dan creëren wij de mogelijkheid en ik denk dat dat ook een stukje bestuurlijke vernieu wing is, dat aan de raad keuze-modellen worden gepresenteerd. We zijn van mening, dat alle gebruiksmogelijkheden onderzocht moeten worden, waarbij er gestreefd dient te worden naar behoud van een zo groot mogelijk deel van het complex. En waarbij onderzocht moet worden alle gebruiksmogelijkheden van het complex, ook ten aanzien van het hoofdgebouw. Mocht nu op een bepaald moment blijken dat de herhuisvesting van de gemeentelijke diensten financieel niet haalbaar is, dan kan direct bij gelijke ontwikkelingen van varianten, alternatieven, die kunnen dan direct in beeld komen en hoeft er geen vertraging te ontstaan, op te treden, bij een verdere invul ling. Daar waar het de financiële haalbaarheid betreft met betrekking tot de eventuele herhuisves ting van de gemeentelijke diensten, zijn wij van mening dat ook nadrukkelijk daarvan de exploitatie, van de exploitatielasten in beeld moeten worden gebracht. Uitgangspunt voor de gemeentelijke haalbaarheidsstudie is naar onze opvatting niet zozeer de kapitaallast maar heel veel meer de toekomstige exploitatielast. En dat zegt de PPC, die zegt dat ook, en ik citeer daar even uit. Er staat op bladzijde 3 van een brief van de PPC en die zult u ongetwijfeld bij de hand hebben, daterende 28 januari 1991: "De exploitatielast wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kosten van energie, onderhoud en schoonhouden. Deze kosten zijn voor een vernieuwd oud gebouw aanmerkelijk hoger dan bij nieuwbouw voor een soortgelijke functie. Op basis van een investeringslast van drie en een half miljoen gulden bedraagt de jaarlijkse exploitatielast circa 661.000,--." Dat is een berekening van het PPC. Daarvan zegt de PPC, dat is twee en een halve keer de huidige last waarvoor tevens de uitwenning is gerealiseerd. Ze merkt daarbij nog op de kosten van een herhuisvesting van de gemeentelijke diensten, dus van het gemeentebedrijf, komen niet voor een stadsvernieuwingsbijdrage in aanmerking, maar dat wisten we al. Daarbij wordt nog gesteld, dat volgens de visie van de PPC, de financiële positie van de gemeente zwak is. Ze zegt daarbij: "Voor de uitvoering van dit project zijn door de gemeente al enkele jaren middelen gereserveerd binnen de fondsen stadsvernieuwing en grote werken." Dat klopt, maar die middelen zijn dus niet toereikend. Ook dat weten we. Ook moet, volgens de visie van mijn fractie, op het moment, dat de architect dus zeg maar zijn werk gedaan heeft, moet er duidelijkheid zijn enerzijds in de kosten, dus de raming van de kosten, de exploitatielasten, maar moet er ook duidelijkheid zijn met betrekking tot het weerstandsvermogen van deze gemeente. En wij vinden dat dat een totaalbeeld moet zijn. Dat moet dan afgezet worden dus, tegen het totaal van het beleid. Dus ik 31

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 294