medewerking te verlenen. Maar... ik begrijp dat dat het gevoelen is van de meerderheid van de raad. Mevrouw DIRVEN-VAN AALST: Voorzitter, kan ik een vraag stellen aan de wethouder? Is er enig zicht op wanneer het onderzoek bekend maakt, of wanneer het onderzoek bekend wordt of dat er hier sprake is van een constructiefout of niet? De heer VAN OVERVELD: Ja, dat is juist niet bekend. We hebben tot het uiterste gewacht. Het is een nagezonden stuk, zoals u gezien hebt, we hebben tot het uiterste gewacht tot die assuradeur wellicht uitsluitsel zou geven. Dan was het misschien iets gemakkelijker, dan was ook de verzeke ringsmaatschappij, dus de expert die erbij geweest is zegt, het is een constructiefout dan is het natuurlijk objectief ook van buitenaf dus vastgesteld. Maar juist diens bevindingen hebben wij niet. En ik weet ook niet de termijn waarbinnen ik die krijg. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, ik heb in eerste termijn een suggestie gedaan en in tweede termijn een suggestie gedaan. De tweede om de zaken te verschuiven dat heeft blijkbaar niet de voorkeur van een ieder. Ik kan me dat best voorstellen. Ik kan me dus ook vinden in die voor financiering, particiële medewerking, maar wat we moeten voorkomen is dat we dat voorwaardelijk moeten formuleren. Er is maar een mogelijkheid. Je verleent medewerking of je verleent geen medewerking. En als je zegt we verlenen medewerking dan doe je dat in de vorm van financiering, particieel ja. Maar dan moet je je het recht voorbehouden dat als er sprake is van nou goed, dan moeten we proberen daarna de gelden via de assuradeur terug te krijgen. Dat is het enige wat we dan kunnen doen. Zo ligt het. Dus niet voorwaardelijk op geen enkele manier. Of een of ander. De heer VAN OVERVELD: Ik heb ook niks voorwaardelijk geformuleerd. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, maar u formuleerde het zojuist wel. De heer VAN OVERVELD: Ik heb gezegd als de raad dat wil, dan lijkt mij voor de hand liggen, dat men voor-financiert en dat men ervan uitgaande dat er een constructiefout is, particieel medewer king verleent. Maar dan moet de raad maar vaststellen, dat vaststellen, omdat ik niet honderd procent garantie heb dat er een constructiefout is. En daarom hebben we het voorgelegd, zoals we het voorgelegd hebben. De heer VAN OOSTERHOUT: Ik vind dat wij het voordeel van de twijfel aan het schoolbestuur moeten geven. Want dat hadden wij moeten doen denk ik. De VOORZITTER: Ik wou de beraadslaging af sluiten en proberen samen te vatten, dat de raad met het voorstel, zoals het hier op dit moment ligt niet accoord is. Dat zij voorstelt om over te gaan tot voor-financiering. En afhankelijk van de verdere uitslag van de deskundige of het wel of niet een constructiefout is, over te gaan tot laten we zeggen definitieve particiele medewerking al dan niet. Formeel vergt dat een amendering van het besluit. Dat schudden wij nu niet zo even uit onze mouw, maar gehoord hebbende de discussie neem ik aan dat u dat verder aan ons over laat om daar de juiste formulering van het besluit voor te vinden. Ja dat betekent natuurlijk ook impliciet een begrotingswijziging. Maar ik neem aan, dat u zich dat realiseert. Dank u wel. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel AFGEWEZEN. 16. Voorstel tot verkoop van bouwgrond in het bestemmingsplan Albano lob B met wijziging gemeentebegroting 1991 en wijziging begroting 1991 grondbedrijf De VOORZITTER: Iemand daar het woord over? Dan is aldus besloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 28

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 291