Standdaarbuiten en het college van B&W van Oudenbosch hebben daar overeenstemming over bereikt onder de toezegging dat Standdaarbuiten volgend jaar die woningen van ons terugkrijgt. Van het contingent dat wij volgend jaar krijgen gaan er dus zeven naar Standdaarbuiten. Analoog aan de berekening van het renteverlies zou je daarbij de redenering los kunnen laten dat er dan voor zeven woningen voor een jaar rentewinst optreedt en ik acht de woningstichting zeer wel in staat om in de verdere onderhandelingen over deze problematiek ons daarop te duiden. Een woningstichting met vijfendertig miljoen in de bedrijfsreserves, daarvan mag je de financiële deskundigheid op dit gebied met name ook zeer wel aanwezig achten. De heer VAN OOSTERHOUT: Hoeveel hebben ze daar in de reserve? De heer DEN BRABER: Vijfendertig miljoen, meneer van Oosterhout. Ik heb dus in algemene zin naar iedereen toe verklaard van hoe wij aan het renteverlies-verhaal komen. Dat speelt dus, wan neer bouwlokaties concurrerend gaan optreden, meneer Van den Bosch, ten opzichte van de bouwlokaties die we zelf hebben. Als wij anderen dus voorrang geven en daar is hier sprake van, de woningstichting krijgt toestemming om op eigen terrein woningen te bouwen en is in dat opzicht concurrerend ten opzichte van de bouwlokaties die we zelf hebben en dat leidt tot financiële verliezen binnen de administratie van het grondbedrijf. En zo gebeurt dat dan. Na de heer Wijnen toe moet ik zeggen dat de woningstichting sinds de verhuizing naar haar lokatie op de Bosschendijk voor haar kantoor naarstig aan het zoeken is geweest naar allerlei mogelijke afnemers voor het oude kantoor. Dat is gebeurd in de sfeer van de detailhandel, dat is gebeurd in de sfeer van kantoren en dienstverlenende voorzieningen. Ze zijn er niet in geslaagd. De directeur van de woningstichting heeft mij daar keer op keer op geattendeerd. Heeft de laatste keer dat wij daarover gesproken hebben is hij met deze voorstellen gekomen. Dat is met name dus ingegeven door de vraag die er lag vanuit het verzorgingstehuis in de naaste omgeving. Planologisch denken wij dat er geen enkel bezwaar is om hier medewerking aan te verlenen, vandaar dat we dat op zich graag doen. Dat doet niks af aan de ontwikkelingen die daar in het gebied zouden moeten plaatsvinden. Maar wij kunnen met elkaar toch niet afdwingen, meneer Wijnen, dat er een bijkantoor van de Rabobank is, dat er een bijkantoor van de PTT is, dat er van die buurtvoorzieningen zijn. Er is een algemene tendens naar schaalvergroting op die terreinen en we kunnen dat met z'n allen planologisch wel willen maar anderen moeten dat voor ons invullen. En wat dat betreft zijn we toch afhankelijk van op welke manier en de mate waarin de markt op onze doelstellingen inspeelt. De woningstichting is er niet in geslaagd om goede gebruikers voor zijn kantoor te krijgen de afgelopen paar jaar dat zij daar mee bezig geweest zijn. Leegstand is ook zo wat. Daar moet je in de bebouwde omgeving toch ook niet gelukkig mee zijn, vandaar dat wij als college vinden dat dit onder de randvoorwaarden die gesteld zijn in het kader van het renteverlies een heel goede oplossing zou zijn, met name ook omdat het verzorgingstehuis daarmee toch erg geholpen is weer. De VOORZITTER: Met een kleine toevoeging daarbij nog, dat er op zich geen sprake is van een wijziging van het beleid maar dat het een heel pragmatische benadering is van een probleem oplossen. Op dat moment en in die situatie en het college gedacht heeft op die manier daar het beste een oplossing voor te kunnen bieden. Wie behoefte aan een tweede termijn? De heer VAN DEN BOSCH: Ja, voorzitter, als je consistent pragmatisch bent, dan is dat ook een vorm van beleid, maar ja, daar zijn we nog niet echt....dus we houden toch dat punt boven water, dat op zich voor het verhaal van de wethouder wel begrip hebbend, maar als je dan toch de geschiedenis erbij haalt dan kunnen we ons toch voorstellen dat er ook andere factoren zijn aan te wijzen die hebben geleid tot het niet in een hoog tempo verkopen van de grond waarin geïnves teerd is. Daar zullen wel meer factoren spelen. Maar nee, oké dus dat was heel complex, maar dat was niet ons punt. We hebben toch de behoefte om enerzijds te constateren dat deze wijze van invullen van woningbouw zoals "De Stee" een hele reële is en daar zou de fractie ook mee willen meegaan. Dat hebben we ook in de commissie ABZ gezegd. Maar we willen dan eigenlijk dat onderdeel van die betaling eigenlijk daarvan loskoppelen en op dat onderdeel gewoon tegenstem men. 23

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 286