aan toe willen voegen dat wij voor de doorgaande weg moeten bezien of een beschermd dorpsge
zicht, zoals dat door Hoogenberk is aanbevolen geen aanbeveling verdient om dat ook op korte
termijn ingang te laten vinden en de betreffende panden die dus in het gebied van het beschermd
dorpsgezicht staan, om die de beschermings-status te geven. En dus eigenlijk om ons monumen-
tenbereik wat uit te breiden. Dat zijn de voorstellen van mijn fractie.
De heer HUIJPEN: Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. De benadering van mijn fractie is een wat
andere geweest ten aanzien van dit voorstel. We hebben dat heel veel meer geïnterpreteerd als
een formele aanzet om te komen tot een monumentenbeleid, waarbij het in het vervolgtraject er
toch nog enkele zaken concreet gemaakt moeten worden en ingevuld moeten worden. Dat geldt
dus ten aanzien van de monumentencommissie, de financiën die we er dus als gemeente voor over
hebben om daadwerkelijk een monumentenbeleid te voeren. De wijzigingsvoorstellen van de heer
Wijnen, daarvan waren we op dit moment niet op de hoogte daar nemen we nu kennis van en ik
zou eigenlijk het college voor willen stellen om zeg maar vanavond in ieder geval toch te besluiten
tot een plaatselijke monumentenverordening om te komen tot een plaatselijk monumentenbeleid
maar zeg maar de concretisering van een aantal zaken, om die dus via de commissie te laten
verlopen en dan kunnen we op dat moment dus beter en meer weloverwogen beoordelen of dat we
dus ons daarin kunnen vinden en ook ten aanzien van de wijzigingsvoorstellen van meneer Wijnen.
Ik zou wel bij het college willen bepleiten om toch voortvarend het een en ander op te pakken. Daar
is duidelijk al jarenlang en is er een behoefte aan een plaatselijk monumentenbeleid. Sinds 1982
heb ik dus opgezocht en ik denk dat het goed is om bijvoorbeeld dus in het kader van de
voorbereiding van de begroting om toch in ieder geval duidelijk aan te geven hoe toch het een en
ander dus concreet gestalte moet gaan krijgen. Dat was mijn bijdrage meneer de voorzitter.
De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, voorzitter, ik had in de stukken en daar was ik al heel blij mee,
antwoord gevonden op al mijn vragen en ja, de inbreng van met name de heer Wijnen nu, die is
toch ten aanzien van de verordening toch wel zeer ingrijpend. Daar waar B&W vervangen door de
raad, dat zijn toch geen sinecures. Ik, en er zijn nog enkele andere zaken die hij wil regelen, in
plaats van alleen maar een schaderegeling ook een regeling van een laten we zeggen een
geldelijke stimulering althans een passage op te nemen ten behoeve van een geldelijke stimulering.
Ik denk dat dat inderdaad zaken zijn die ik graag op een later moment nog eens wil beoordelen.
Voorshands stemt mijn fractie in met het voorstel, zoals het er ligt.
De heer VAN DE LUIJTGAARDEN: Voorzitter, onze fractie kan zich daarbij aansluiten.
De heer DEN BRABER: De interpretatie meneer de voorzitter die de fractie van de heer Huijpen,
de WD aan dit voorstel geeft is denk ik een correcte. Deze monumentenverordening die wij de
raad vragen nu vast te stellen is de formele aanzet of wellicht een beter woord de basisverordening
die wij nodig hebben om een monumentenbeleid hier in Oudenbosch gestalte te gaan geven. In de
commissie VIM heb ik al gezegd en ik wil dat nog graag hier herhalen, dat de volgende stappen
dus zijn dat wij in het najaar verordeningen gaan vaststellen om de taak, werkwijze en samenstel
ling van de monumentencommissie te gaan regelen. Dat wij onze subsidieverordening stadsver
nieuwing uitbreiden met een hoofdstuk die betrekking heeft op financiën en dat wij, nadat wij van de
provincie de MIP, de Monumenten Inventarisatie Projectlijst ontvangen hebben, dat wij met de
commissie in de slag gaan om keuze te maken uit de inventarisatie en een voorzet te doen tot het
vaststellen van de gemeentelijke monumentenlijst. Wat dat betreft nogmaals, is de interpretatie die
de WD-fractie aan dit voorstel geeft een hele juiste. Ik denk voorzitter, dat het op zich niet zo
verstandig is om de wijzigingsvoorstellen van het CDA nu al in de verordening aan te brengen. Ten
eerste het strookt niet met de ontwikkelingen binnen het binnenlandse bestuur om dagelijkse
werkzaamheden als het bijhouden van de monumentenlijst omdat aan de raad over te laten. Het is
veel meer aan het dagelijks bestuur van de gemeente om daar beslissingsbevoegdheid over te
krijgen. Maar ik heb in de commissie al naar de heer Wijnen toe toegezegd dat het altijd de
bedoeling van het college is geweest om die eerste lijst, die we dus mede zullen baseren op de
provinciale inventarisatie, die we mede zullen baseren op de lijst die Hoogenberk dik drie jaar
geleden gemaakt heeft en venwoord heeft in zijn structuurschets, om die eerste lijst na overleg met
de commissie VIM pas vast te stellen. En ik wil er best uitbreiden dat B&W van zijn bevoegdheid
18