een vorming het afmaken van een cursus. Dat zijn uw eigen woorden. Ik geef u aan, er is niet echt sprake van een cursus, dus er kan ook geen sprake zijn van het voltooien van een vorming of het afmaken van een cursus. Vervolgens gebruikt u als argument ja, ik vind het jammer dat het aanbod verarmt en dus blijf ik op mijn standpunt. Ja, dan denk ik ja, ik probeer op uw eigen argument in eerste instantie in te gaan en u aan te geven dat het een onterecht argument is, wat u gebruikt. Er is geen cursus en vervolgens komt u met ja, ik vind het jammer en het moet toch maar doorgaan. Ja, dan vind ik het jammer, dat we op deze manier discussiëren. Waarom in het verleden wel accoord, meneer Van Agtmaal? Ja ik denk, dat er in het verleden, nee, laat ik het zo formuleren, er zullen in de toekomst meer zaken veranderen, trouwens dat gebeurt nu ook al. En ook dan wordt niet altijd gezegd, ja maar in het verleden was het toch zo, dan moet het toch zo blijven. Als er in het verleden en de heer Van Oosterhout geeft dat aan, in overleg met de muziekschool destijds is bepaald dat bij de collega muziekscholen in de regio een zekere opvang kon plaats vinden als men zelf geen aanbod kon doen. Dat is in het verleden ooit eens afgesproken en wij moeten constateren dat dat inmiddels is venwoord tot het volgen niet meer van cursussen, maar het beoefenen van een hobby, wel onder dezelfde paraplu van dezelfde subsidieregeling en wij worden daarnaast gecon fronteerd met bezuinigingen, besluiten waar wij mogelijkheden zien en dan zijn alle kruimeltjes ook brood en dan zeg ik met de heer Huijpen, iedere gulden kan je maar een keer uitgeven, wat hij altijd roept. Dus ga je kijken daar waar is het mogelijk om te bezuinigen zonder dat je daar laten we zeggen lokaal al te grote brokken mee maakt. Wij hebben dan gedacht laten we eerst buiten het lokale beginnen. En ik heb dat in de commissie ook uitvoerig verwoord. Vervolgens geef ik alleen maar ik ben even de draad kwijt, want ik had nog een ander argument, maar dat ontschiet me nou. Dat is dan jammer. U gaf het zo keurig aan. Ik denk dat moet ik zeggen en nu ben ik het kwijt. Laat ik het hierbij houden meneer de voorzitter. Het standpunt van het college is duidelijk. De heer JONGENELEN: Misschien zou de heer Van Overveld willen zeggen dat hij toch van de zijde van de heer Koch gehoord zou hebben dat hij het toch wel betreurt dat deze situatie zich onverwachts voordoet en dan zou het toch fijn zijn, dat ONS toch eens goed na zou denken om toch te kijken of dat het hier mogelijk zou zijn om hier toch een overgangsregeling in toe te passen, dat men zou zeggen nou we handhaven dit nog voor het komende jaar en dan volgend jaar stoppen we daar abrupt mee. De heer VAN OVERVELD: Ik weet ineens weer wat ik wilde zeggen. Dankzij meneer Jongenelen. Meneer Jongenelen want u komt ermee en dat werd in de commissie ook gebruikt. Het zou een terecht argument zijn, dat het onverwacht zou komen. Maar dat is niet juist, want wij hebben al vorig jaar de betrokkenen laten weten, dat ja, het nog een jaar doorging, maar dat we toch bezig waren om deze regeling af te schaffen. En we hebben ze dit jaar, toen zij een aanvraag hebben ingediend de aanvragen, bij het bevestigen van de aanvragen al meegedeeld dat het nog maar de vraag is of we daar mee door zouden gaan. Dus onverwacht komt dit niet. Dat was mijn aanvulling. Bedankt, meneer Jongenelen. De VOORZITTER: Ik constateer, dat de beraadslaging hiermee is afgerond en ik mag concluderen en ik kijk even rond, dat geacht wordt bij dit voorstel de aanwezige leden van de fractie van WD en van het CDA tegen dit voorstel zijn. De anderen voor. Dan concludeer ik ook, dat gezien het feit, dat er een afwezige is, dat de stemmen staken. En volgens het reglement van orde betekent dat ook, dat op een eerstkomende raadsvergadering dit agendapunt opnieuw aan de orde wordt gesteld. Het zij zo. Dank u wel. De wethouder Van Overveld wil hier toch nog iets aan toevoegen. Als laatste. De heer VAN OVERVELD: Ja, dat heeft toch vervelende consequenties moet ik u zeggen. Ik betreur het in hoge mate, dat de raad het besluit niet neemt, want het betekent, dat deze mensen in onzekerheid blijven of zij zich nu moeten inschrijven of niet moeten inschrijven voor het komende jaar bij de betrokken instituten. Ik vind het eigenlijk naar de mensen toe, ja niet erg daadkrachtig om het op deze manier te doen. De heer VAN DEN BOSCH: Voorzitter als het een maand eerder was geagendeerd geweest had dit waarschijnlijk niet voor hoeven te komen. 9

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 272