sector die zal dat op moeten vangen en ik heb in de commissie ABZ heb ik dus gezegd, ik denk dat dan weer een afweging moet gemaakt worden of dat dus de desbetreffende sector dat op kan vangen. Afrondend meneer de voorzitter, ja, ik heb het in de eerste termijn duidelijk aangegeven, dat mijn fractie van mening is, dat we in ieder geval er naar moeten streven om investeringen te moeten blijven doen. We hebben dus hier in Oudenbosch hebben we dus een bepaald voor zieningen-niveau. We moeten proberen dat voorzieningen-niveau dus in stand te houden enerzijds. Anderzijds hoort daar natuurlijk de afweging bij van hoever willen we gaan dus dan in het doorberekenen van lasten naar de burgers toe. Ik heb in mijn benadering in eerste termijn in de commissie ABZ gezegd, dat er toch een lastenverzwaring in zit van een 20%, dus wordt dat deels opgevuld door hoe heet het in die voorjaarsnota. Anderzijds is het zo, dat mijn fractie van mening is dat we er niet aan zullen ontkomen en u geeft dat zelf ook al aan in uw stukken meneer de voorzitter, uw college, om heel veel meer prioriteiten te stellen. Nadrukkelijke prioriteiten te stellen. In de stukken staat te lezen, dat meneer de voorzitter u zelf toen een voorzet hebt gegeven door, ik vond dat wel mooi, ik heb dat in het ABZ ook al aangegeven, een strategisch plan, dus te organiseren en te creëren. Maar uit mijn conclusies, de conclusie van mijn fractie dat u daarmee aangeeft dat het college daar waar het gaat dus om de financiële invulling van al die plannen die er dus liggen dat het college dat ook allemaal niet ziet zitten, waar die middelen vandaan zullen moeten komen. En als u zegt van nou, het is goed om een strategisch plan op te starten, dan is dat een prima zaak natuurlijk, daarmee geeft u aan, dat vanuit het strategisch plan er een aantal prioriteiten vastgesteld kunnen worden en ik moet u zeggen, dat we daar met belangstelling naar uit zien. Wat dat betreft is dat een realistische benadering. Ik ben blij, mijn fractie is blij, met het opbrengen van dat idee een strategisch plan. Ja. Afrondend meneer de voorzitter, nogmaals, ik denk dat we met regelmaat zullen moeten herijken, zullen moeten heroverwegen, waarbij ons inziens nadrukkelijk nieuw beleid met name stads-en dorpsvernieuwing in te enge zin, in veel te enge zin zeer nadrukkelijk bij betrokken zal moeten worden. We zullen naar de opvattingen van mijn fractie er niet onder uit kunnen, of we zullen er voor moeten zijn om enorm veel lasten af te wentelen op de burgers. Ik dank u wel. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, voorzitter, van mijn kant toch nog even een reactie. Ik vind dan met betrekking tot deze bezuiniging die over ons heen komt en die mogelijk nog veel groter zal worden een punt toch ontbreken in mijn eerste reactie, dus daar gebruik ik de tweede termijn voor, om daar even op terug te komen. Kijk, het is natuurlijk waar, dat de Rijksoverheid een bepaald bedrag van de bezuinigingen doorsluist naar de gemeente toe, daar kunnen we niet omheen. Dat hebben we daarstraks ook al vastgesteld. Het is dus zaak, dat wij daar in ieder geval dan vorm aan geven, maar ik denk dat de Rijksoverheid zich wel van moet vergewissen, dat die bezuinigingen die ze bij de gemeente neerlegt niet zonder meer vertaald kan worden in bezuinigingen die de burger dus niet raken. Die bezuinigingen ken ik dus niet echt. Dus in alle omstandigheden, dat je dus een half miljoen moet bezuinigen of meer, dan moeten we niet de indruk wekken, of de illusie willen hooghouden, dat dat de burgers niet raken. Of de voorzieningen gaan terug in kwaliteit, of ze worden afgeschaft of de lasten gaan omhoog. Zo liggen die zaken. En als de Rijksoverheid bezuinigingen doorschuift naar de lagere overheid, dan komt dat omdat op de Rijksoverheid het aantal ambtenaren niet is verminderd en dat dat verminderd zal moeten worden misschien bij de lagere overheid, of het moet om andere uitgaven gaan. Maar de uitgaven die daar blijven die gaan ten koste van de uitgaven bij de lagere overheid. Dus wat dat betreft moeten we als overheden onder elkaar natuurlijk eens proberen om de zaken dan evenredig te verdelen en niet decentralisa tienota's, die we boven in de piramide van de overheid niet kunnen invullen, zomaar droppen naar beneden, want dan wil ik toch wel discussiëren met die hogere overheid, dat is een. Dus lastenver zwaringen zitten er altijd aan vast alleen hoe vertaal je ze naar de burger toe? Ik vind, en dan een tweede opmerking, dat is naar meneer Van den Bosch toe, natuurlijk vind ik het plezierig, dat hij nu constateert, dat wij onze zorg hier uitdrukken en dat hij constateert daarbij dat er sprake is van een open vizier. Maar dat open vizier, meneer Van den Bosch, hebben wij altijd al gehad. Dat is nooit weggeweest. De heer VAN DEN BOSCH: Ik citeerde gewoon wat u net bij de eerste termijn zegt. 21

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 244