De VOORZITTER: Dank u wel. Even misschien goed ter verduidelijking aan het begin van mijn
beantwoording, dat maakt het ook in de discussie wellicht wat makkelijker daarna, ook al omdat met
name de heer Van den Bosch daarover gevraagd heeft, wat eigenlijk de status van dit stuk is
eigenlijk, van de suggesties, het volgende. De bedoeling van deze voorjaarsnota is primair en dat
hebben we denk ik ook in voorgaande gesprekken met elkaar als het ware afgetast, is u een soort
tussenstand van zaken te geven, met een terugblik op wat er in het recente verleden is gebeurd,
inspelen op de actualiteit voor zover die op dit moment aan ons bekend is en daarmee suggesties
aandragend hoe daar in de nabije toekomst maar ook in de iets verdere toekomst mee om te gaan.
En dan de suggesties wat betreft de nabije toekomst zijn dan wat taakstellender, ik zeg niet meteen
echt taakstellend, maar wat taakstellender, dan de suggesties die dan betrekking hebben op de iets
langere termijn. Dat is in grote lijnen de doelstelling van deze voorjaarsnota. En ik ben blij te
kunnen constateren dat u allen verheugd bent, dat zo'n stuk er ligt. Ik ben het met u eens, dat het
stuk als zodanig nog best, en dat doen we gaandeweg tijdens de rit, verbetering behoeft en op
onderdelen aangescherpt kan worden, maar ik ben blij te constateren dat u vindt, dat we op de
goede weg daarmee zijn. U allen spreekt ook wel over de zorgwekkende ontwikkelingen. We zullen
dat moeten scheiden denk ik in twee hoofdmoten. Een is die ontwikkelingen die intem beïnvloed
baar zijn, of zijn geweest. En de tweede is wat er extern op ons afkomt. Wat het eerste betreft zijn
wij op weg om daar structurele verbetering in aan te brengen. Dat hebben wij ook al bediscussierd
onder andere met de volgende punten met de jaarrekening. Dat is een weg waar we bijna mee aan
het einde van zijn hoop ik. Tweede is de ontwikkelingen die van buiten op ons afkomen en ja,
meneer Huijpen, dat is natuurlijk, ik ben het eigenlijk niet met u eens. U zegt ja daar kun je je niet
verschuilen achter de Rijksoverheid. Wij verschuilen ons dan ook niet, maar wij worden gecon
fronteerd met wetgeving op dit gebied en hebben dat maar te accepteren. Dat is ook geen
verschuilen. Alleen, en dat zegt ook de heer Van Oosterhout, we moeten daar zelf onze eigen
konsequenties aan verbinden en we moeten daar maatregelen voor nemen. En is hier niet de
plaats om....
De heer HUIJPEN: Ik heb het woord verschuilen niet gebruikt, meneer de voorzitter. Ik heb gezegd
we kunnen de bal wel bij de Rijksoverheid leggen, maar wanneer de Rijksoverheid minder middelen
te besteden heeft, he, dan houdt het op. En dan wordt dat dus toch zeg maar afgewenteld, deels
op de locale overheden. Daar ontkomen we niet aan en dat zijn feiten waar we dus mee moeten
leven en dat zullen we dus moeten vertalen in beleid. Het is niet anders.
De VOORZITTER: Dan verschillen we niet van mening daarover. Dat is duidelijk en dan had ik u in
het begin even niet helemaal goed begrepen. Ja, wat dat betreft dus voor ons, daar moeten dan
maatregelen voor genomen worden en we hebben getracht in deze voorjaarsnota om een zo
evenwichtig mogelijke verdeling te maken. Ik bespeur dat de meerderheid bij u die niet zo
evenwichtig vindt als wij die zelf ingeschat hadden. Ik acht dat ook een signaal, maar dat is ook de
bedoeling van deze voorjaarsnota, ook een signaal, hoe daar mee om te gaan straks bij de
voorstellen betreffende de begroting 1992. Ik ga u nu niet, en dat is eigenlijk ook niet geproefd bij u
hoor, post per post zeggen van wel of niet. We hebben goed geluisterd naar wat u ingebracht heeft
en dat zal dus meegenomen worden in de voorbereiding voor de begroting 1992. Ja, u zegt, er zijn
ook geen echte bezuinigingen, meneer Van den Bosch. Op onderdelen wel, maar dat komt eigenlijk
overeen met wat ik net zei. We hebben getracht een zo evenwichtig mogelijk pakket samen te
stellen. De heer Huijpen heeft het voor ons uitgerekend en die komt op 13% bezuinigingen.
De heer HUIJPEN:
De VOORZITTER: Daar zal ik dan meteen op ingaan. Het is inderdaad correct om alle misverstan
den uit de weg te ruimen, dat, die post, die bedragen die dus eventueel op ons af zouden komen
als gevolg van een op Rijksoverheid mislukt decentralisatiebeleid, dat dat cumulatief is over een
periode van drie jaar en dat dat dan ook zou betekenen een bedrag van driehonderdzesendertig
duizend gulden. Ik wou daar meteen bij aantekenen, dat conform eigenlijk landelijke ontwikkelingen
daarin en toch ook ons eigen beleid daarin, dat die bezuinigingen van dat, die post die door
decentralisatie mocht dat op ons afkomen, dat automatisch doorgekoppeld wordt aan de desbetref-
16