financiële weerstandsvermogen van de gemeente Oudenbosch en dat we, omdat we daar geen
zicht over hebben, niet dat soort grote investeringen ja tegen willen zeggen, voordat we inzicht
hebben. Nou de voorjaarsnota geeft een weer wat verder inzicht. Het is alleen ontzettend vervelend
ook, dat het weer negatief is. Was het maar zo dat de voorjaarsnota een aantal meevallers had
gemeld. Nee, in tegendeel, het past in de reeks van verdere tegenvallers. En vandaar ook ons
dringende verzoek om naar mogelijke andere belangrijke kostenposten meer inzicht te krijgen. Dank
u voorzitter.
De heer HUIJPEN: Dank u wel meneer de voorzitter. Ook de complimenten van mijn fractie voor de
voorjaarsnota. Ik denk dat we daardoor de gelegenheid krijgen om het een en ander eens te ijken
een ijkmoment dus. En ik denk dat dat in het licht van de financiële problematiek van onze
gemeente dat dat best goed is. Mijn fractie die is geschrokken van de uitkomsten van die voor
jaarsnota en met name wat dat gaat betekenen voor onze gemeente. Ik moet u zeggen, dat het
voor mijn fractie niet geheel als onverwacht kwam. Tijdens de begrotingsbehandeling in november
1990 heeft mijn fractie uw college er al op attent gemaakt dat er een forse tegenvaller aan zat te
komen vanuit de Rijksoverheid in het kader van de tussenbalans. Waar dan ook de gemeente naar
evenredigheid in zou moeten participeren. We berekenden toen dat op dat moment, we hadden
toen nog niet alle informatie bij de hand, maar op twee a drie ton. En nu blijkt, dat onze benadering
van dat moment te optimistisch is geweest. Het is bijna vijf ton geworden in 1994. En als het dan
nog meer tegenvalt meneer de voorzitter, met name met betrekking tot de besparing van de
vijfhonderden- vijftig miljoen in het kader van de decentralisatie die het rijk zich tot taak heeft
gesteld, dan zullen we dit bedrag nog moeten vermeerderen met driehonderdzesendertig gulden in
1994. We praten dan over een totale korting van acht a achtenenhalve ton. Ja, voorwaar geen
sinicure. Mede in het licht van het feit, dat erbij nog investeringsimpulsen op de tocht staan omdat
het financieringstekort onvoldoende binnen de perken blijft. Met betrekking tot de eventuele korting
van die driehonderdzesendertig duizend gulden in het kader van de decentralisatie het volgende:
Mijn berekeningen en bevindingen werden in de commissie ABZ door meneer Van Oosterhout in
twijfel getrokken. En om maar eens in zijn termen te spreken ik heb nog eens gerekend, ik heb nog
eens gekeken, ik heb nog eens geverifieerd, waarbij ik tot de conclusie ben gekomen dat het hier
om een bedrag van honderdtwaalfduizend gulden gaat in 1992 oplopend naar driehonderdzesen
dertig duizend in 1994. Kortom meneer de voorzitter, mijn berekeningen en bevindingen waren juist.
Dat benadeelt de visie van meneer Van Oosterhout ruim met twee ton. Waarom breng ik dat nu te
berde? Ik vind dat ik moet proberen in ieder geval duidelijkheid te verschaffen in de commissie en
ik hoop dat meneer Van Oosterhout voldoende verontrust is om de juiste afweging te maken. Ja, ik
heb u al gezegd, meneer de voorzitter, de WD-fractie die heeft dus buitengewoon zorgen over de
financiële positie van onze gemeente in de nabij toekomst. We kunnen vaststellen, dat in het
lopende dienstjaar 1991, op dit moment dus, is er niet echt een probleem, maar de pijn zit dus in
de navolgende jaren. Als het tegenvalt dan zitten we dus met een probleem van acht ton, waar dan
nog bijkomt en een taakstellende ombuiging in uw begroting, in het meerjarenperspectief opgeno
men, van drie ton, dan resulteert dat in een bedrag van één komma één miljoen gulden, waar we
dus dekkingsmiddelen voor zullen moeten vinden. Ik wil er nog even dit van zeggen meneer de
voorzitter, geachte raad, laat een ding duidelijk zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van mijn
fractie om zaken somberder voor te stellen dan ze zijn. Daar bereiken we dus helemaal niets mee.
En daar is naar onze opvatting de situatie van dit moment te ernstig voor, maar anderzijds is het
zo, dat we simpelweg niet om de feiten heen kunnen dus we komen tot geen andere conclusies.
Met betrekking tot door u college voorgestelde dekkingsmiddelen, daaruit blijkt en ik hecht eraan
om dat ook tijdens deze raadsvergadering nog eens even te berde te brengen, dat 34% van het
tekort wordt gedekt door inkomstenwerving, 8% door boekhoudkundige ingrepen, 25% door het niet
invullen van het personeel, 13% door bezuinigingen en 20% door belastingen en lastenverzwaring
voor de burgers. Opvallend en opmerkelijk is, dat in uw beleid niet of nauwelijks de door uw college
gehanteerde kaasschaaf wordt geraakt. We spreken dan voornamelijk over de stads-en dorpsver
nieuwing. Ik moet u zeggen, dat mijn fractie van mening is, dat u de kaasschaaf wel heel erg
selectief hanteert. Het wekt bij mijn fractie de indruk, dat ondanks de snelle verslechtering van de
financiële positie van onze gemeente het college onverkort vasthoudt aan de St. Annaoperatie. Dit
is blijkbaar onbespreekbaar. Mijn fractie vindt die benadering onjuist en irreëel. Temeer daar u
13