ik heb in de commissie VIM verteld, dat we over het algemeen wat voorzichtig zijn met al te veel moties aannemen, want dan verliezen ze dus wel aan kracht. Juist het feit, dat er zo heel af en toe een komt, maakt, dat die motie iets bijzonders is. In die zin hebben wij in de commissie VIM met elkaar gesproken en ja op dat moment was toch het gevoelen naar mijn inschatting van het merendeel van de commissie, dat het niet zo echt zinnig was om harde actie te ondernemen in deze op dit moment. Vandaar dat ik toen heb toegezegd, dat in het college nog een keer aan de orde te stellen of men daar van mening was, dat nu al gereageerd zou moeten worden. Ik heb dat gedaan, maar ook daar hebben we vastgesteld, dat de zin daarvan op dit moment erg ja, in de marge zou zijn, of discutabel zou zijn, wellicht dat het veel zinniger zou zijn omdat het een zaak betreft, die de hele streek aangaat om in streekgewestelijk verband een reactie te geven naar die instanties die dat betreft. Op zich heb ik inhoudelijk natuurlijk absoluut geen moeite met hetgeen wat gesteld wordt. Alleen ik wilde toch nog even reageren in verband met het feit, dat we in de commissie daar ook over gesproken hebben en eigenlijk op deze conclusie uitkwamen. De heer WIJNEN: Ja, meneer de voorzitter. Wij hadden het meer verwacht van de kant van het college om de zaken te volgen, laten we zeggen in beschouwende zin, van wat zijn de konse quenties voor de diverse varianten van de tracé's, in die zin was eigenlijk ook de vraag bedoeld en de reactie daarop die zou dus vervolgens in de raad laten we zeggen beconcretiseerd hebben kunnen worden. Het is toen niet de bedoeling geweest, om gelijk al te vragen naar we gaan weer een motie opstellen. Die motiebehoefte komt er uit voort omdat ja, wij van onze kant kenbaar moeten maken wat onze opvattingen op dit moment zijn en dat zou een ieder hebben gedaan ais het college daarbij het voortouw zou hebben genomen en de laten we zeggen het overleg naar andere belanghebbende partijen zou hebben gevoerd. Dat is eigenlijk de argumentatie om het op dit moment te doen, gezien de termijn lijkt het ons beter om een veerbeeldfunctie naar, mede in het Streekgewest, ook duidelijk te laten blijken van dat wij dat willen doen en ook naar de provincie om op dit moment min of meer de spits af te bijten. Ik weet niet of er al andere gemeentes geweest zijn, die op dit gebied actief zijn. In ieder geval Fijnaart zal het mogelijkerwijs wei doen en misschien zijn er nog meer, want ik heb Wouw en alle geledingen moeten zich denk ik daarop in de komende weken hun mening over vormen en dan zou het leuk zijn, als die gelijkluidend zouden zijn. De heer HUIJPEN: Ja, dank u wel, meneer de voorzitter. Hetgene wat de wethouder Van Overveld daarnet verwoordt dat klopt. Zo hebben we dus in de commissie VIM de discussie gevoerd en we zijn op dat moment tot die conclusie gekomen. De conclusie was dus op dat moment van er is niet direct een raakvlak dus met de gemeente Oudenbosch, dus wat is er de zin van om dus zeg maar middels een motie het een en ander dus bij de Rijksoverheid aan te kaarten. Anderzijds is het zo, dat wij in de heroverweging, die wij dus binnen de fractie gemaakt hebben, naar aanleiding van het voorstel van het CDA om dus met een motie te komen dat een van de conclusies binnen onze fractie was, dat het toch wel zinvol zou kunnen zijn, om vanuit de regio met name en Oudenbosch die ligt dus in de westelijke regio van Brabant, om toch duidelijk te maken wat nou uiteindelijk de visie is van onze gemeente. Uit de toelichting van meneer Wijnen daarnet verwoord, begrijp ik, dat er op termijn, op de wat langere termijn, dat er dus meer waarschijnlijkheid is dat Oudenbosch meer indringend dus met deze zaak te maken krijgt. Vanuit die optiek op basis van die conclusies en argumenten kan mijn fractie zich vinden in de motie. En datgene wat daarin verwoord staat. We hebben daar dus verder geen problemen mee. En ik heb geprobeerd duidelijk aan te geven van het waarom we de motie zullen ondersteunen. De VOORZITTER: Duidelijk, dank U. De heer TERLOO: Dank u wel voorzitter. Wij vinden het een goede motie en wij ondersteunen hem van harte en het belang voor Oudenbosch dat kan op dit moment niemand zeggen. In de toekomst kan het nog wel eens blijken, dat het wel van belang is. Dank u wel. De VOORZITTER: Heeft de wethouder nog behoefte aan een toelichting of nog een reactie op de opmerkingen? 5

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 228