Oudenbossche bewoner niet kennen alleen de middenstander en daar kijkt hij dan ons bij aan, ik zou
hem vriendelijk willen verzoeken niet alleen die kant uit te kijken, maar ook in de spiegel, dank u wel.
De VOORZITTER: Als je niet als Oudenbosschenaar bent geboren, dan word je het wel. Ik neem aan,
dat u de reactie tweede termijn vanuit de raad hebt afgerond en dan geef ik graag ter beantwoording
het woord aan wethouder Van Overveld en daarna aan wethouder Den Braber.
De heer VAN OVERVELD: Dank u wel voorzitter. Ik wil reageren naar een aantal opmerkingen van de
heer Huijpen en de heer Van den Bosch. Om met laatstgenoemde eerst te beginnen. Woorden als
denegrerend en minzaam staan niet vooraan in mijn woordenboek. En ik zal daar verder ook geen
reactie op geven. Waar ik wel op reageer is mijn eerste opmerking, als zou de aantekening van de
afdeling Welzijn, ten behoeve van het project Polderstraat op 21-6 aan de orde zijn geweest. Ik trek
die opmerking in zoverre in, dat dat papier inderdaad als ik mij goed herinner, niet is uitgedeeld, het is
wel gedateerd op die datum, maar het is niet uitgedeeld toen. Aan de orde was op dat moment toen de
gedeeltelijke sloop van het gemeenschapshuis. Wel is daarbij aangegeven op vragen van wat als de
stichting niet meewerkt? Toen is duidelijk gezegd van ja, dan zullen wij met betrekking tot de
erfpachtovereenkomst iets moeten. Vervolgens zijn wij in overleg gegaan met het stichtingsbestuur en
bleek, dat men niet wilde meewerken. Ik denk, dat het zo het meest correct weergegeven is, hoe de
gang van zaken was. Wat betreft de opmerking van meneer Wijnen over Hoogenberk. Ik heb niet
bedoeld Hoogenberk te citeren als diegene die zegt dat wij het gemeenschapshuis moeten slopen. Ik
heb gereageerd naar aanleiding van de opmerking Uwerzijds, over voortdurend slopen van gebouwen
en daarvan heb ik gezegd, dat slopen van gebouwen op zich hoeft helemaal niet een verkeerde zaak
te zijn, want dat suggereerde U. En daarbij heb ik die opmerking los gemaakt van de Stichting
Gemeenschapstehuis, of het gemeenschapshuis op dit moment, overigens slopen wij op dit moment
dus niks. De heer Jongenelen heeft het al bevestigd, dat het een verouderd gemeenschapshuis betreft.
Daar ben ik in ieder geval blij om.
De heer JONGENELEN: Ik zeg alleen aan hetgene waar het nou voor wordt gebruikt voldoet, zeg ik
dat het nog zeer klantvriendelijk is.
De heer VAN OVERVELD: Dan kom ik op dat klantvriendelijke aspect terug en dan zou u toch eens
met het bestuur van de bibliotheek moeten praten om te weten hoe klantvriendelijk het in werkelijkheid
is. Wat u met de veiligheid betreft, met betrekking tot dat het op de Markt 45 onveiliger zou zijn dan de
Julianalaan 1, dat moet u mij eens een keer uitleggen, want dat begrijp ik niet. Dan even kijken, zegt
de heer Huijpen, de procedure had anders gekund. Ja, dat geldt in het leven gelukkig voor een aantal
dingen. Alles had anders gekund, maar het is nu eenmaal zo, zoals het nu loopt. Naar de direct
betrokkenen toe is zoveel mogelijk er voor gezorgd dat mensen van te voren op de hoogte gesteld
werden. De opmerking met betrekking tot het ABZ heb ik denk ik rechtgetrokken. De overeenkomst
komt inderdaad in een later stadium aan de orde en dan zal men daar zich verder juridisch over
buigen. Wat betreft het FNV, was het contact van de zijde van het FNV gezocht met mij, dus het is dus
niet een toevallig contact op een receptie of zo.
De heer HUIJPEN: Wanneer heeft dat plaatsgevonden?
De heer VAN OVERVELD: Dat heeft plaatsgevonden op 18 juni 's avonds.
De heer HUIJPEN: ABZ?
De heer VAN OVERVELD: Ja
De heer HUIJPEN: Ja, nee prima. De secretaris verwees me naar u door.
De heer HUIJPEN: U heeft het zelf niet gezocht.
De heer VAN OVERVELD: Dat heb ik ook niet gezegd. Nee, kijk u moet geen vaagheden of
onduidelijkheden laten bestaan. Ik heb nooit beweerd, dat ik met het FNV zelf contact heb gezocht. Ik
heb gezegd er is contact geweest met. En dat is iets heel anders.
51