in herinnering willen roepen de voorstellen van de WD-fractie met betrekking tot herverkaveling aan
de Bosschendijk, aan de Oudlandsedijk, het afschaffen van de baatbelasting voor de ondernemers in
de kom, die u als ik het goed begrepen heb, weer in wil voeren. En het instellen van dit geld om de
economische bedrijvigheid aan te wakkeren. Dat zijn allemaal WD voorstellen geweest en daar
hechten we aan. Dus daar waar het gaat om het ondememersminded zijn daar spreekt mijn betoog
voor zich, zou ik willen zeggen. Ik heb nog een vraag en dat is de volgende. Daar is indertijd sprake
van geweest, dat de gemeente zou participeren in, middels een bijdrage, voor het creëren van
parkeervoorzieningen en toen hadden we het dacht ik over een bedrag van honderdduizend gulden. Is
dat nog zo? Is die gedachte juist? Of heb ik het mis? Ja, wat de koopkrachtbinding betreft, daar zitten
we dus als Oudenbosch prima mee, 94,4% onvoorstelbaar prachtig. En daar zijn we dus bijzonder
gelukkig mee. En dat prijst dus de ondernemers en dat betekent dus in de food-sector. Prima
resultaat. Wat valt er nog te winnen? Dank u zeer, meneer de voorzitter.
De heer VAN OOSTERHOUT: Dank u wel voorzitter. En dank voor de beantwoording van mijn vragen
want wat mij betreft is er dan niet meer een vraag overgebleven. Toch nog enkele opmerkingen en wat
kanttekeningen. Ik denk dat de benadering, zoals die in de eerste termijn is gekozen door de
verschillende sprekers voor zich spreekt en ik denk dat het daarstraks al is opgemerkt ook veel
uiteenloopt. Het feit dat meneer Huijpen zojuist zegt goh, nou heeft Van Oosterhout de commissiever
gadering toch nog overgedaan die is daarmee begonnen, tja, och misschien is dat voor een belangrijk
deel wel zo maar ik heb dat zo gedaan en ik wil dat daarom ook toelichten, omdat ik vond, dat de
vraagstelling waar het vanavond om ging dat dat daarom nodig was om aan te geven welke filosofie
daarachter steekt. De insteek die wij daarbij hebben gekozen, is het nadrukkelijk vanuit de vraagstelling
die ook bij het BRO-rapport is meegenomen. Vandaar dat ik heb gezegd, nou dat is voor ons in ieder
geval de belangrijkste drijfveer om ja tegen te zeggen. Immers, toen dit soort zaken begon te spelen
toen is dat onderzoek er ook gekomen, eigenlijk met misschien wel als hoofdreden, deze vraagstelling.
Vandaar dat ik meende dat het belangrijk was om uiting te geven aan het feit dat dat voor ons de
belangrijkste basis was. Ik wou er geen gewoonte van maken. Ja de benadering van onze kant is op
deze manier gekozen, van de zijde van het CDA en van de zijde van de WD is daaraan toegevoegd,
ik proef dat toch heel dikwijls en een benadering vanuit het gegeven het gemeenschapshuis mag niet
verdwijnen. Ik begrijp dat er op dat punt ook een stelling betrokken is en daar zijn een aantal
argumenten voor. Meneer Jongenelen die heeft ook nog een aantal argumenten, anderen zijn hem
daarin voorgegaan. Ik denk, dat als je van daaruit vertrekt, je tot blijkbaar toch andere conclusies kunt
komen. Dat is niet echt vreemd. Maar dat gebeurt dan hier.
De heer VAN DEN BOSCH: Ik vertrek toch niet van het punt dat het wel mag verdwijnen. U heeft toch
ook een redenering daarvoor.
De heer VAN OOSTERHOUT: Nee, maar ik beluister bij u met name, dat er als uitgangspunt, als
premis, genomen wordt, het gemeenschapshuis mag niet verdwijnen waar is dat nou eigenlijk goed
voor. En ik heb als uitgangspunt gekozen, de vraagstelling zoals die hiervoor ligt, de benadering van
het bureau BRO met betrekking tot de vraagstelling die we hebben neergelegd daar en dan kom je tot
de uiteindelijke conclusie, dat het een niet kan zonder het andere. Meneer den Braber heeft straks al
gezegd van goed dat is ook de mening van degene die het rapport eigenlijk in hoofdzaak heeft
samengesteld.
De heer VAN DEN BOSCH: U heeft in uw toelichting wel gezegd van kijk, nu mikken we op een
supermarkt maar het kan ook eventueel een andere invulling gaan betekenen.
De heer VAN OOSTERHOUT: We hebben geen handleiding
De heer WIJNEN: Nee, nou de heer Huijpen zegt dat ook, dat is des ondernemers. Maar stel dat er
geen supermarkt in komt maar een andere winkel, die daar prima zit en waar wij als gemeente zeggen,
nou, dat pand is gevuld, iedereen is gelukkig en die winkel, of die bestemming heeft helemaal geen
extra parkeerplaatsen nodig. Dan hebben wij inmiddels het gemeenschapshuis gesloopt. Kijk in die zin,
daar zit dus de kneep.