De heer DEN BRABER: Dan moet u mij eens uitleggen, meneer Huijpen, andere deskundigen die hebben mij tot dusver niet kunnen doen, hoe u de parallelweg als parkeerplaats kunt inrichten, zonder het gemeenschapshuis te amoveren. De heer HUIJPEN: Wij hebben dat op tekening en we zullen die u graag overhandigen. De heer DEN BRABER: Heel welkom. Maar in ieder geval voordat u mij daarvan overtuigd hebt, geloof ik helemaal niet, dat de parallelweg zo op die manier te gebruiken is als parkeerplaatsen en bovendien ik wil erop wijzen, dat vanuit met name ondernemersland toch een minimum-grens gesteld wordt door ontwikkelingen van de Wagenhoek waarvoor een paar maanden gelden al een bouwvergunning is afgegeven, wijzen er ook op. Minimumeisen gesteld worden ten aanzien van het aantal parkeerplaat sen, voordat ondernemers echt veel geld willen steken in de ontwikkeling en met vijftig, vijfenvijftig zit u veel te laag en die waarschuwing wil ik u nu alvast meegeven. De heer HUIJPEN: Daarom, meneer de voorzitter, daarom is het alternatief dus geopperd ook om die extra parkeerplaatsen boven die vijfenvijftig dus te realiseren. De heer DEN BRABER: En waar moet dat gebeuren? De heer HUIJPEN: In de Julianalaan. De heer DEN BRABER: De Julianalaan helemaal gebruiken als parkeerterrein? O dat is nieuw uitkomstgegeven, dat is een nieuwe gedachte. Maar dan zal dat wel ernstige konsequenties hebben voor het doorstromend verkeer vanuit het noorden naar de doorgaande route van Oudenbosch. Dan vraagt de heer Huijpen aan U, voorzitter, of u verwacht dat de WD steeds zal instemmen met de sloop van al die gebouwen. Het is een vraag aan u voorzitter, ik verwacht dat niet, maar een keertje zou me niet onwelkom zijn.En dan mag de heer Huijpen zelf kiezen, welke keer dat hij een keer ja gaat zeggen, want als maar nee zeggen, dat is toch op zich vrij frustrerend voor mensen die daar ook heel indringend mee bezig zijn. De heer HUIJPEN: Dat geldt ook voor mijn fractie voorzitter, ten aanzien van de houding van het college. Die zegt ook nooit ja. De heer DEN BRABER: Ik denk, dat u uzelf tekort doet, meneer Huijpen, want ik herinner mij toch dat u bij de Algemene Beschouwingen de laatste keer nog wat juichend deed over het feit, dat een aantal ideeën vanuit de WD-fractie toch opgepakt waren en in ontwikkeling genomen waren. Dan vraagt de heer Huijpen hoe wij staan ten opzichte van de bewoners van de Vader Vincentiusstraat. U weet meneer Huijpen wij hebben als college in deze in een voorgaande samenstelling aardig wat ervaring opgedaan in het verbeteren van woonomgevingen en de manier waarop de inspraak daar rondom geregeld moet worden. En ik kan u toezeggen dat we bij de inrichting van dat parkeerterrein daarbij zeer nadrukkelijk met de mensen uit die omgeving overleg zullen plegen en tot een alleraardigste inrichting van dat gebied zullen komen. Ook de heer Van Oosterhout had daar een vraag over. Ben ik meteen bij zijn overige opmerkingen. De heer Van Oosterhout wijst op een aantal recente positieve ontwikkelingen, haalt een aantal zeer belangrijke passages uit het DPO aan, die naar mijn stellig gevoel aangeven dat hier inderdaad sprake is van een algemeen nut, namelijk de goede structurele ontwikkeling van het centrum in de nabije toekomst. Hij vraagt aandacht voor het instandhouden van de relatie met de winkeliers, met de winkeliersorganisaties. Daar ligt van die kant, meneer Van Oosterhout inmiddels een uitnodiging. Wij hebben een brief gekregen dat de achterban nen zeer positief zijn over het ruimtelijk economisch structuur onderzoek, de structuurschets en dat het overleg, dat rondom die ontwikkelingen heeft plaatsgevonden, dat men dat naar de toekomst toe, in de realiseringsfase gecontinueerd wil zien en vanuit het college kan ik u toezeggen, dat wij die uitnoding zeer graag zullen aanvaarden. We zijn inderdaad zijn we bezig met de ontwikkelingen op de zeer lange termijn. We kunnen dit allemaal niet van de ene op de andere dag realiseren, vandaar dat het nu tijd wordt om te denken over de toekomst van het gemeenschapshuis en dat doen we dan met agendapunt 16 b, maar dat heeft collega Van Overveld al het nodige over gezegd. Ik heb uw vragen over de vormgeving denk ik al meegenomen bij de beantwoording van de opmerkingen van de heer Wijnen. Ik had er nog eentje bij van hoe staat de rijksconsulent daar nou tegenover. De heer 44

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 201