De VOORZITTER: Eer we aan de beantwoording beginnen heb ik toch de behoefte om nog iets aan u
te zeggen. In de eerste plaats ben ik getroffen door de volgende inbreng vanavond ten aanzien van dit
punt. Ik weet heel goed dat dit een hijkei punt is. Tot nu toe vind ik de discussie op een uitermate
plezierige wijze verlopen. Ik kan mij ook voorstellen gezien het aantal vragen dat gesteld is dat wellicht
vanavond niet alle vragen tot in den treure beantwoord kunnen worden. Ik hoop dat aan het end van
het debat overeind blijft de visies van de respectievelijke raadsleden hier aanwezig. Op hoofdpunten. Ik
hoop ook, dat men zich realiseert, dat het besluit wat genomen gaat worden zoals het voorstel eigenlijk
behelst het in gang zetten van een proces. En dat nog zeker een jaar of drie duurt al is het alleen
maar wegens de juridische periode van het opzeggen van het erfpachtrecht en dat in die periode
natuurlijk nog een heleboel ontwikkelingen gaande zijn. Als nu niet een aantal principe-besluiten
genomen zouden kunnen worden dan betekent dat dat je pas na een hele lange tijd die stap kan
maken en ik denk dat het voor de zorgvuldigheid van de procesgang goed is om nu eerst op
hoofdpunten een principelijn af te spreken in deze raad en vervolgens in gezamenlijkheid een hoop
dingen die ons nog zullen bereiken opnieuw bepraten. Ik geef nu het woord aan wethouder Van
Overveld.
De heer VAN OVERVELD: Dank u wel voorzitter. Ik zal de verschillende opmerkingen langs lopen en
voor zover ze mijn portefeuille raken van een commentaar voorzien. De heer Van den Bosch praat
over sociale vernieuwing. Een gevaarlijk begrip. Want het wordt te pas en te onpas overal bijgesleept.
Wellicht heeft hij gelijk, en was dertig jaar geleden het initiatief om tot de stichting van het gemeen
schapshuis te komen. Een stukje wat je wellicht sociale vernieuwing zou kunnen noemen. Prima,
modern zou ik denken, dat u stelt dat in dit college sociale vernieuwing minder belangrijk is dan
afbreken vind ik volstrekte onzin. Dezelfde onzin is het als u zegt dat elke brief die dit gemeentehuis
verlaat blijkbaar belangrijker was dan een nota sociale vernieuwing. Zo werkt dat natuurlijk niet.
Bovendien is het
Hoogenberk die gezegd heeft dat selectief slopen ook investeren in de toekomst is. Dus op zich is het
de nadruk die u legt op het slopen van allerhande zaken maar heel betrekkelijk, wat waarheidsgehalte
betreft. U stelt volstrekt verrast te zijn met betrekking tot de erfpachtovereenkomst. Dan zeg ik, dan ben
ik verrast over uw geheugen. Op 21 juni 1990 is in de commissie ABZ dezelfde notitie aan de orde
geweest en heeft dezelfde discussie over de erfpachtovereenkomst plaatsgevonden. De reacties van
de besturen die zijn er niet zwart op wit. Ik heb met alle betrokken instanties overleg gehad, dat is
vaak, o nee, dat is allemaal mondeling overleg geweest. En van een bestuur heb ik heel nadrukkelijk
omdat ik daar heel specifiek naar gevraagd heb, nog een telefonische reactie teruggehad, dat was van
Dikkie Dik in verband met het feit dat we haast wilden maken met de verhuis van de kinderopvang
naar het leegstaande schoolgebouwtje omdat het nu eenmaal in onze tijd jammer genoeg zo is, dat
leegstaande gebouwen snel leiden tot ingegooide ruiten en wat dies meer zei. Dus van hen heb ik met
name zeer snel uitsluitsel gevraagd. Met de andere besturen heb ik de afspraak gemaakt dat op
moment dat werkelijk van de verhuis sprake is naar een andere lokatie er vooraf overleg zal plaatsvin
den over wie er welke ruimte in het gebouw van gemeentewerken zou terechtkomen en op die manier
zijn we met alle betrokkenen steeds uit elkaar gegaan. Daarnaast was men op de hoogte van het feit
dat het in de commissie WOS aan de orde kwam. En men is hier in Oudenbosch toch mondig genoeg
om van het spreekrecht gebruik te maken als men dat wenst. Ja u vraagt naar stukken. Ik kan me daar
een voorstelling bij maken maar in dit geval niet echt. Ik verwijs naar datgene wat u in de ABZ
vergadering van 21.6.1990 is overlegd. Voor het overige verwijs is naar het feit dat ik vooral mondeling
overleg heb gevoerd hierover en dat er voorts nog wat brieven zijn van een enkele stichting maar die
zijn richting B&W. En dus niet aan de raad gericht. De financiële konsequenties. Als u bedoeld wat de
financiële konsequenties zijn met betrekking tot de opzegging van de erfpachtovereenkomst dan zijn
die in de overeenkomst zelf op zich geregeld, waarbij het afhankelijk is van een aantal zaken hoe hoog
sommige vergoedingen zullen uitvallen als er geen sprake is van schade namelijk, lijkt het mij een
vreemde zaak dat er toch schadevergoeding zou zijn. Als het gebouw, zoals in dit geval is afgeschre
ven, dan lijkt me ook daar geen reden voor grotere kostenvergoedingen. Dus ik kan niet goed overzien,
maar dat zal de komende periode wel duidelijk worden over welke financiële konsequenties we het dan
als het om die erfpachtovereenkomst gaat, precies hebben. Met betrekking tot toezeggingen over
achterstallig onderhoud merk ik op dat ik inderdaad met het stichtingsbestuur in gesprek ben geweest
over mogelijkheden om het gemeenschapshuis wat aan te passen maar dat overleg heb ik onmiddellijk
beëindigd, toen bleek dat er zich andere plannen voordeden en ik heb dat ook het stichtingsbestuur
duidelijk gemaakt en gezegd dat ik niet met hen verder ga praten of zou gaan praten voordat er
40