De heer VAN OOSTERHOUT: Dank u wel voorzitter. Voor alle duidelijkheid, meneer Du Pont,ik heb net met hem overlegd, het is geen voorstel voor het afsluiten van de Velletriweg. Hij heeft er alleen een vraag over gesteld. Mijn aandeel in de tweede termijn is dit voorzitter, dat ik met betrekking tot de financiering waar even sprake van is en waar de heer Wijnen eigenlijk zegt ik heb er behoefte aan om eigenlijk toch nog eens die honderdduizend gulden extra in beeld te brengen, waarover eerder in de Algemene Beschouwingen is gesproken, om daar dit van te zeggen; ik heb met mijn fractie vastge steld, dat het college naar aanleiding ook van pogingen om externe financieringen rond te krijgen en daarna met een financieel plan komt, mede gebaseerd op het uitvoeringsschema. Het lijkt mij verstandig om daarop te wachten en er zeker op zijn laatst bij het investeringsprogramma 1992-1996 over te discussiëren of er en hoeveel meer extra geld in dit verband moet worden uitgetrokken. Wij kunnen daar nog even best op wachten. Een vraag met betrekking tot de uitvoering. Kijk, zo'n plan dat heeft zo z'n geschiedenis gekend en wat er nu aan zit te komen is een eerste uitvoeringselement en dat is het aanleggen van een rotonde. Ik heb begrepen dat wij in het verleden een heleboel plannen intern hebben ontwikkeld. Dat is heel plezierig dat je dat kunt, als je daarvoor de expertise in huis hebt. Ik twijfel er niet aan dat die expertise goed is, maar er zijn in den lande al verschillende rotondes aangelegd en op zeer verschillende wijzen.Met zeer verschillende effecten. En ik zou de wethouder willen vragen om bij het besluit wat het college gaat nemen met betrekking tot wie moet gaan ontwikkelen, het uitvoeringsplan van die rotonde moet gaan ontwikkelen, om er goed rekening mee te houden dat we dus wat dat betreft niet proberen zelf het wiel uit te vinden. Ik denk dat ik dat ik het daar bij kan laten.In de commissie komen we daar wel een keer op terug. Dank u wel. De VOORZITTER: Wethouder in tweede termijn antwoord. De heer DEN BRABER: Dan wou ik eerst iets rechtzetten, voorzover het de heer Huijpen, maar ik denk niet dat het het geval is, mijn citaat uit de commissie als verwijtend in zijn richting heeft ervaren maar dat was zeker niet mijn bedoeling, maar ik heb dat gezegd om aan te geven dat de problematiek door iedereen als bijzonder moeilijk ervaren wordt. Ja, voorzitter laat ik op dit moment niet in deze discussie treden, over het aantrekken, inzetten van extra middelen ervoor. In het pre-advies en dat was ook de mening van het college dat ik warm wil aanbevelen bij de raad, wordt gesteld, dat wij eerst eens met de provincie en met het Ministerie willen gaan praten om te kijken wat er van die kant onder welke voorwaarden te verwachten is, voordat wij het totale financiële plaatje en de bijbehorende fasering van de uitvoering definitief in kaart gaan brengen. Ten aanzien van de opmerking van de heer Huijpen moet ik hem teleurstellen. Wij hebben geen contact opgenomen met het bureau om onze teleurstelling over de waarde van het rapport daar te berde te brengen. Wij kwamen tot de conclusie dat de waarde van die boodschap op zich ook weer niet zo veel voor zou stellen. Temeer ook onder de erkenning, dat we nu ook eenmaal met een hele moeilijke kern zitten hier in Oudenbosch. Dan vraagt de heer Wijnen om de problematiek van die tangent aan te kaarten bij de provincie. Ik moet hem erop wijzen dat wij dat in samenwerking met de gemeenten Hoeven, Rucphen en Etten-Leur al eerder hebben gedaan en dat daar Rijks- en Provinciale Waterstaat bij aanwezig waren en dat die heel rap weg tegen die vier gemeenten gezegd hebben van dat moeten jullie gewoon vergeten of je moet het met z'n allen zelf uit eigen middelen betalen. Van de provincie is de eerste twintig jaar geen enkele stap in die richting te verwachten, zeker niet in het kader van het ontmoedigen van de automobiliteit.ln welk verband er zelfs nog problemen te verwachten zouden zijn, wanneer de gemeenten zelf tot zulke ontwikkelingen zouden komen. Niettemin blijft het op zich een heel belangrijke zaak voor Oudenbosch en vandaar, dat wij dus contact hebben opgenomen met Roosendaal. Daar is onze belangstelling voor die oosttangent zeer wel bekend en de afspraken zijn gemaakt dat zodra daar ontwikkelingen in zijn, dat wij een seintje krijgen. Als we daarin een active rol moeten spelen en kunnen spelen dan zullen wij dat zeker gaan doen. Ik denk voorzitter, dat ik daarmee de vragen gehad heb van de heer Wijnen. Nog een opmerking, naar aanleiding van zijn opmerking van dat je zaken niet moet verplaatsen door al te gefaseerd oplossingen aan te dragen. Natuurlijk streven wij er naar om een logische bundeling van projecten tot stand te brengen. Maar wat ik er mee bedoeld heb hier, je moet niet aan de vier invalswegen tegelijkertijd van Oudenbosch de boel opengraven, want dan is Oudenbosch onbereikbaar voor enige tijd. Dat kan uiteraard nooit de bedoeling zijn. Ik kan de heer Van Oosterhout geruststellen, dat ik in ieder geval niet zelf die rotonde zal ontwikkelen, want dat zou inderdaad gevaarlijk zijn. Maar we zullen uit de deskundigheid, die we in eigen huis hebben mede ondersteund door contacten die wij hebben met anderen zullen wij tot een 20

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1991 | | pagina 177