44
De VOORZITTER: Dat was en ik hoop volledig geweest te zijn van
het college de beantwoording in tweede termijn. Ik wou eigen
lijk aan u voorstellen om gehoord de discussie, gehoord een
aantal toezeggingen die gedaan zijn en ook gehoord een aantal
onzekerheden, waar ook het college mee zit, dat geef ik vol
mondig toe, toch tot stemming over te gaan. Heeft u behoefte
aan nog een korte stemverklaring?
De heer VAN DEN BOSCH: Mijnheer de voorzitter, wij hebben
gezegd wij streven naar een structureel sluitende begroting en
ik ben zeer erkentelijk dat u nu ook onderkend dat we dat nog
niet hebben, want er zijn stukken gepubliceerd vorig jaar
waarin dat wel stond in dat kader. Dus de strekking van
het voorstel is op zich goed op een onderdeel na. Dat jeugd-
en jongerenwerk daar houden we toch aan vast. Dus we halen dat
onderdeel er als het ware uit en we zijn het er niet mee eens
en we leggen daarvoor in de plaats het voorstel wat we toen
bij de algemene beschouwingen hebben gedaan, dus van die
148.000,één ton gebruiken voor de zaak financieel gezond
te maken en een kleine halve ton laten staan voor jeugd- en
jongerenwerk. Dus op dat onderdeel wijken we van het voorstel
van het college af.
De VOORZITTER: Dan neem ik aan dat daar ook die 13.000,
bij zit of zit die 13.000,-- in die 50.000,--?
De heer VAN DEN BOSCH: Ja, het verschil is natuurlijk minder.
De VOORZITTER: Dus het gaat additioneel om 37.000,--.
De heer HUIJPEN: Ja, mijnheer de voorzitter, de reactie van
wethouder Van Overveld met betrekking tot de tijd waarop hij
denkt in de commissie te komen om dus zeg maar de planmatige
aanpak van het jeugd- en jongerenwerk te bespreken is voor ons
een reden temeer om dus de middelen die daar nu bij staan die
op dit moment dus niet aan te wenden.
De VOORZITTER: Het is misschien wat raar, maar ik heb behoefte
aan een hele korte schorsing om even met het college over dit
onderdeel te praten, als u dat niet erg vindt.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER:
De VOORZITTER: Ik breng het voorstel zoals het op tafel ligt
in stemming en stemverklaringen zijn afgegeven. Ik neem aan
dat de fractie van het CDA tegen zal stemmen, aangezien aan de
orde is het voorstel zoals het op tafel ligt. Hetzelfde geval
zal zijn bij de VVD. Dan constateer ik hierbij dat het voor
stel is aangenomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangeno
men, onder aantekening dat de fracties van het CDA en de
WD tegen dit voorstel zijn.