-37- en dat er geen enkele relatie is tussen het besluit wat de gemeen teraad hier vanavond neemt en de nieuwbouwplannen van St. Anna. Dan brengt de heer Van den Bosch drie nieuwe invalshoeken ten tonele. Ik heb een beetje het gevoel dat het veel oude wijn en niet zoveel nieuwe zakken is. Hij heeft al eerder gemeld dat het investeringsprogramma waarin de hele operatie voor 7 miljoen inge kapseld is, dat dat de helft van alle investeringsruimte voor de komende jaren op zal slokken. Dat is op zich juist, maar hij vergeet er constant bij te vertellen dat voor 60% van die gelden die benodigd zijn voor die stadsvernieuwingsactiviteit, dat we daar vanaf 1986 doelbewust voor gespaard hebben. De raad heeft in 1986 unaniem besloten tot instelling van het stadsvernieuwings fonds en sinds die tijd hebben wij daar gelden in gereserveerd voor met name projecten als deze. De onderhandelingen die in april 1986 tussen alle fracties zijn gevoerd en waar een handte kening onderstaat van alle fracties, is dat heel duidelijk afge sproken en in december 1986 door de raad unaniem nog een keer bevestigd. Ja, dan komt ook de heer Van den Bosch met een aantal problemen die de komende jaren wellicht om de hoek komen. Hij voert daarbij ook aan verbetering van de woonomgevingen. Ik moet de heer Van den Bosch er toch een beetje op wijzen dat de proble matiek niet begonnen is op het moment dat hij in de gemeenteraad trad. De nota van aanbieding 1990 daar staat uitvoerig in dat het college van plan was om de komende jaren geen gelden meer vrij te maken voor verbetering van woonomgevingen zoals we dat in het verleden gedaan hebben omdat wij vonden dat er ruimte ge maakt moest worden voor stadsvernieuwingsactiviteiten in welke zin dan ook en wij dachten als college toch toen wij die nota van aanbieding schreven dat wij daar het CDA een dienst mee bewezen want in het verleden heeft die zich toch vrij hard verzet tegen een aantal verbeteringsplannen in die richting. Op zich is het winst dat het CDA daar nu oog voor krijgt. Alleen het moment waarop men dat doet is wat ongelukkig gekozen vind ik. Ja, onze discussie, mijnheer Van den Bosch, over de financiële positie van de gemeente is een wat vruchteloze. Ik heb u in juli uitvoerig schriftelijk antwoord gegeven op de vragen die u daarover stelde. Ik heb u daarbij toen aangegeven dat de vergelijkende budgetanalyse met andere gemeenten ten aanzien van de financiële positie van de gemeente, ik heb het niet over de begrotingspositie, maar de financiële positie van de gemeente, dat die niet erg afwijkend is van de in die vergelijking betrokken gemeenten. U komt er nu toch op terug. Ik denk dat we twee gesprekken met elkaar over dit onderwerp moeten staken, want het leidt De heer VAN DEN BOSCH: Mag ik de wethouder vragen dat hij het toch niet van ons kwalijk neemt dat wij eerder de provincie gelo ven als toezichthouder dan de wethouder zelf? Dat is toch geen bezwaar denk ik? De heer DEN BRABER: Heeft de provincie gezegd dat de financiële positie van de gemeente slecht is? De heer VAN DEN BOSCH: Ja, voorzitter, want dat was precies de reden dat wij de brief van de provincie niet hebben gezien en dat we die hebben moeten onderscheppen en toen hebben we gezegd nu begrijpen we hoe het erbij staat.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1990 | | pagina 93