-8-
gezegd dat het hier om een zaak ging zoals ik me in februari
met iedereen eigenlijk heb afgesproken. Ik heb de heer Wijnen
daarover gebeld en de heren Van Hoek en Jongenelen en anderen
persoonlijk daarover aangesproken. Unaniem heeft men mij gezegd,
behalve mevrouw Korpel dan, dat men ermee in kon stemmen dat
deze procedure in gang werd gezet. Op zich is het misschien cor
recter, dat geef ik toe, om dat in een officieel raadsbesluit
te doen, dan had ik het misschien niet op de lijst ingekomen
stukken moeten zetten, maar als agendapunt 3. Dat erken ik volmon
dig. De vraag is nu wilt u nu de zaak weer opschuiven en zeggen
het moet eerst als agendapunt terugkomen, of zegt u nou, dat
tweede gedeelte omtrent artikel 7 daar komen we nader op terug,
ook in de welzijnscommissiede commissie WOS, ik moet nog wen
nen, maar om de praktijk niet langer in de weg te staan, er wordt
immers uiting gegeven aan gevoelens zoals dat hier bijna unaniem
heerste^ kunnen wij praktisch leven met de toezegging dat we
akkoord gaan met het eerste gedeelte. Nou, die vraag leg ik aan
u voor.
De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de duidelijk
heid ermee gediend is en ook de verhoudingen dat iedereen die
dus daarover een opvatting heeft dat hij die kenbaar kan maken.
In de commissie WOS, op zo kort mogelijke termijn, ik weet niet
op welke termijn u gaat vergaderen, maar dat u daar een menings
peiling, dat is een uitvoeringskwestie uiteraard van in hoeverre
het voorstel zoals dat door de stichting inmiddels al is gemaakt,
dat dat gedragen wordt en dat dat als dat dan nog van commentaar
om wijziging wordt voorzien dan moeten we dat verder in de raad
in behandeling krijgen, maar ik denk niet dat we kunnen zeggen
laten we het nou maar half en half accorderen en zeggen van ga
je gang alvast maar, want dan krijgen we toch verwrongen verhou
dingen. Ik denk dat als dat sinds februari een hangende kwestie
is dan had het toch wel iets eerder aanhangig gemaakt kunnen
worden. Dat vind ik dan erg vervelend voor het stichtingsbestuur
dat ze niet uit de voeten zouden kunnen met het zoeken van kandi
daten, maar het gevoelen wat wij kenbaar gemaakt hebben als zijnde
van wij vinden dat meer passend dat zij zelf een eigen bestuur
kiezen daarvan denk ik toch wat concreter uitwerking aan gegeven
moet worden middels een regeling in de statuten.
De heer VAN AGTMAAL: Ja, mijnheer de voorzitter, wij willen eigen
lijk voorstellen om het woensdag aanstaande 3 oktober in de com
missie WOS te bespreken en dan kunt u het 11 oktober op de agenda
van de raad zetten.
Mevrouw KORPEL-SCHIPPERJa, mijnheer de voorzitter, ik denk
dat het nu toch wel uit den treuren in alle commissies of de
commissie WOS en in de raadsvergadering is geweest. Ik heb mijn
standpunt gezegd en ik ben ook wel zo democratisch om me er dan
bij neer te leggen dat de meerderheid beslist. Dus ik vind het
niet nodig om dan weer erover te gaan beginnen. Laten we nu maar
een beslissing nemen.
De VOORZITTER: Nou, ik denk dat ik de zorgvuldigheid dan verder
dien door te zeggen we zullen het aanstaande woensdagavond in
de commissie WOS als extra agendapunt meenemen, maar dan moet
het CDA niet mij vervolgens weer verwijten onvoldoende gelegen
heid te hebben gekregen om het voor te bereiden, want dan weet